Op 4 juli 1644 kreeg de officier van de Niedorperkogge, Anthonius van Meyerop, het
weer eens op zijn heupen. Samen met twee schepenen uit Nieuwe Niedorp ging de
officier op papenjacht. Eerst reden ze naar de Kampen, waar ze "Doctoor Bavo
Johannis Cleerbesemthuis troffen. Bavo bracht het drietal naar boven, naar een
kamer waar, zoals Bavo verklaarde, regelmatig kerk werd gehouden en waar hij synen
dienst ende predicatiën was doende". De heren vonden hier een bord met een crucifix
erop geschilderd. Dit kruisbeeld leek op een altaar te staan. Officier van Meyerop liet
de enige deur naar de kamer afsluiten. De deur werd dichtgetimmerd met "drie enkele
middelnagels"
Vandaar begaf het gezelschap zich naar "den Zijtwindt", waar ook de roomse kerk
werd bezocht. Eén klopje was aanwezig, de kerk zelf was helemaal leeg, geen altaar en
geen banken. Met middelnagels werden de kerkdeuren dichtgetimmerd en het
aanwezige klopje werd verboden de kerk weer open te maken. Ze beloofde dat ze het
bevel ook aan haar zuster zou vertellen.
Dezelfde dag gingen de heren ook nog naar de Wateringskant. Ze hadden vernomen
dat bij Willem Willemsz regelmatig in het geheim kerkdiensten werden gehouden. Aan
Willemsz werd gevraagd waar de diensten werden gehouden waarop hij de heren naar
een grote hooischuur bracht en zei: "soo wanneer hier enige predicatie wordt gedaan,
dan is dit de plaats en de kerk."
Meyerop stond hier voor een kleine ruimte waar een altaar geplaatst kon worden als er
gepreekt werd. Met luiken en wervels was de boel gesloten. Alles werd nog eens stevig
dichtgetimmerd met meer dan veertig spijkers. Alleen enkele doorgaande deuren
moesten open blijven omdat boer Willemsz dagelijks de hooischuur moest gebruiken.
Paepse Conventiculen
De volgende dag, vijf juli 1644, reed Anthonius van Meyerop met twee schepenen uit
Winkel naar de "Stede Winckel" en wel naar de persoon Claes Jansz Woggelum. Op de
man af werd aan Woggelum gevraagd of hij kerkdiensten in zijn woning toeliet waar
men de "pauselijke conventiculen" hield. Meyerop kreeg een ontkennend antwoord
maar Woggelum gaf wel toe dat er vroeger wel eens een dienst in zijn grote kamer
werd gehouden. Officier Meyerop had ook nog gezien dat er in een klein kamertje een
crucifix stond. De op doek geschilderde kruisiging was kortgeleden schoongemaakt,
het doek was nog nat.
Vervolgens begaf het gezelschap zich naar Arie Janssen die dezelfde vragen kreeg
voorgeschoteld. Arie zei: "Als hier wat te doen is dan wordt het in de schuur gedaan."
Ook Harmen Allertsz werd ondervraagd. Zijn antwoord was: "Zo wanneer hier
gepredikt wordt zo geschied het in de keuken."
Tenslotte kwamen ze nog bij de woning van Aris Cornelisz Crol. Die vertelde dat er in
de afgelopen zes jaar "in syne huijsinge geen vergadering geweest is maar dat het
vroeger wel eens voorkwam."
Omdat de woningen van bovengenoemde personen dagelijks in gebruik waren konden
ze niet door de officier gesloten worden maar hij verbood de verdachten wel "haere
huijsen te laten gebruycken tot paepse conventiculen"Daarop gaven de verdachten de
officier als antwoord: We mogen niet prediken maar we mogen wel stil zitten
(bidden)".
-12-