De grond vroor diep in. Dat was voor de tulpen op de zandgronden funest. In die tijd
werden ze nog vnl. op de zandgronden geteeld. Wij hadden tamelijk zware klei en de
bollen waren door mij en zoon Jan met zorg gezet. Kamp had het ons voorgedaan en
wij hielden ons aan zijn voorbeeld. Hoe dan ook, wij hadden geen vorstschade. Kamp
kwam kijken en vond de stand zo goed dat hij 1000 bood, dan moest alles weer van
hem wezen. Hoe mooi dat ook leek, ik deed het niet, want dan moest ik toch weer
pootgoed kopen wilde ik doorgaan.
Door die grote vorstschade was de prijs hoog. Ik verkocht voor ca. 500 en had toen
nog pootgoed voor meer oppervlakte dan het vorige jaar. Zo was 1929 dus gunstig, de
kool duur en de schuld van de bloembollen betaald, 't Kon slechter.
Maar na 1929 was het helemaal mis. Het is het jaar geweest van de grote beurskrach in
Amerika. Door jarenlange zwendel in aandelen van ondernemingen die niet bestonden
zakte in 1929 de boel in elkaar. Duizenden mensen waren van rijk plotseling straatarm.
Zelfmoordgevallen niet bij honderden, maar bij duizenden. Ook hier. De beursklok
werd de doodsklok van het Damrak.
De slechte jaren volgden elkaar op en 1929 kon dat niet goed maken.
Op de bestuursvergaderingen van de Noordermarktbond was de slechte toestand van de
tuinbouw vele malen het onderwerp van gesprek. En natuurlijk ook op de bijeen
komsten van de plaatselijke verenigingen.
Men was het er over eens dat er regeringssteun moest komen, maar hoe? Er ontstonden
twee stromingen. Zij die het via de veilingbesturen wilden regelen en zij die het door
hun katholieke en gereformeerde bonden wilden laten opknappen. Er was toen nog
geen afdeling tuinbouw bij de Hollandse Maatschappij van Landbouw. Zij die geen lid
waren van de genoemde bonden hadden geen enkele stem in het kapittel. Maar de
bonden hebben ook niet veel weten te bereiken. Nederland had toen als minister
president Hendrikus Colijn, een vroegere officier in het Nederlands-Indisch leger.
Hij was een aanhanger van de gedachte dat alles vanzelf terecht zou komen. De crisis
moest uitzieken volgens hem. Wie geen werk had kon bij het gemeentebestuur om hulp
vragen en er werden geen maatregelen genomen om door grote werken de werkeloos
heid te bestrijden.
De S.D.A.P. kwam toen met het befaamde 'Plan van de arbeid'. Dat was goed gefun
deerd en als het was aangenomen door de regering was het een zegen geweest.
Eindelijk, zo tegen het einde der dertiger jaren zijn er dan toch nog verschillende
werken (meestal kleine) in werkverschaffing verricht. Daar heeft Nieuwe Niedorp z'n
mooie kerkhof aan te danken en Winkel zijn natuurbad. Het kerkhof is door Zaanse
arbeiders aangelegd. De tuinders en de boeren konden op een houtje bijten. Als ze niet
verder konden moesten ze ook maar arbeider worden en steun trekken (te weinig om te
leven en te veel om dood te gaan).
Door de voortdurend slechte uitkomsten van de bedrijven liet het zich aanzien dat het
weldra zou kunnen gebeuren dat tuinders die hun lasten en renten niet meer op konden
-10-