hij, 'ze zijn tegenwoordig niet veel waard. Weetje watje doen moet? Over 14 dagen is
het Opmeerse tentoonstelling; je moet naar de keuring gaan, dan heb je kans dat ze het
beest kopen als hoofdprijs voor de verloting, want 't is een prachtig dier.'
'Nu Keetman, ik doe het, want ze is mij te lastig om aan te houden.' En twee weken
later was het zover. Met Piet Hartman, een jonge man die toen nog bij ons werkte,
ging ik naar 't Paadje waar het beest in het land liep, maar wat we ook deden, we
konden haar niet in handen krijgen. Toen hebben we haar 't Paadje opgejaagd in de
hoop dat ze bij een boerderij zou vastlopen en bijv. in een schuur terecht zou komen.
Maar het kwam anders af. Bij de boerderij van Tuinman liep aan de andere kant van de
wegsloot een paard. Daar ging de Bruine op af en stond vervolgens op een brug zonder
leuning. Wij wilden haar grijpen, maar bliksemsnel keerde zij zich om, stapte mis en
viel ruggelings in die vrij diepe sloot. Een ogenblik was er niets van haar te zien maar
ze keerde zich, stond weer op de benen en wilde de wal op, maar dat lukte haar zonder
hulp niet. Wij wisten haar bij de leren grim halster te grijpen en een steek op de
neus te doen. Toen even porren en ze kwam eruit en was meteen zo beduusd dat ze
handelbaar was. Wij zetten haar bij Tuinman aan een ring vast en hebben haar toen
helemaal af moeten schrobben, want ze zat natuurlijk onder de prut.
Na een kwartier was ze schoon en is Hartman ermee naar Opmeer gewandeld.
Het was een mooie zomerdag en ze was goed droog toen we op het terrein
aankwamen.
We hebben haar toen nog eens goed opgepoetst, zodat het haar weer vlak op het
lichaam lag. Van het onvrijwillige bad was niets meer te zien.
De keuring verliep niet goed. Het paard was mooi genoeg, maar toen ik haar moest
laten rondstappen was ze weer even onwillig als altijd en maakte dus een slechte in
druk. Toen de keuring afgelopen was kwamen de commissieleden bij mij om te horen
of het beest te koop was. Ja, dat was zo. Ik had al gehoord, dat twee andere jonge
paarden waar ze een oogje op hadden niet te koop waren, dus vroeg ik een flinke som:
300. Ze zou dan de eerste prijs wezen in de verloting.
De heren begonnen te bieden. Tot 225 gulden en ze gingen weer. Ik deed maar net of
het mij koud liet of ik het dier verkocht of niet. Ze kwamen weer terug, gingen nog *J
eens weg, maar het eind was, dat ze mij m'n zin gaven: 300. Voorwaarde was: over
een week leveren bij de trekking en als er dan wat aan mankeerde ging de koop niet
door. Dat nam ik aan. Zelf ging ik er mee weg en Hartmans op mijn fiets naar huis.
Toen ik in ons dorp langs onze woning kwam trof het net dat Co in de slaapkamer voor
het raam stond en ik riep haar heel blij toe 'wij krijgen er 300 voor!' Meteen trapte
de Bruine mij met haar voorpoot op mijn rechtervoet. Gelukkig had ik bottines aan met
harde neuzen, zodat het nog vrij goed afkwam, maar ik liep toch een tijdje kreupel.
Ze heeft een week in het land van Dirk gelopen en toen ze naar Opmeer moest hebben
we haar in een schuur weten te vangen. Ik ging er zelf mee naar Opmeer. De commis
sieleden bekeken haar nog eens goed. Er viel niets op aan te merken en ik kreeg een
briefje van 300 die waren er toen nogDe terugreis van Opmeer ben ik meegere
den met de auto van onze zadelmaker A. Peereboom. Co en ik waren de koning te rijk
met die 300, want we waren zo arm als Job.
-26-