-25-
In het begin van de twintiger jaren liet ik mijn bouwland langzamerhand liggen, zoals
dat toen genoemd werd. Ik zaaide er graszaad in en maakte er grasland van. Dat is voor
zware klei een hele opgaaf en een kostbare geschiedenis. Duur graszaad kopen en er
het eerste jaar niet veel van halen, tenminste als je een droge zomer trof. Maar het jaar
1923 was zo funest voor ons wat de bouwerij betrof, dat het verschrikkelijk was.
Duizenden guldens gingen wij achteruit en wij waren genoodzaakt hypotheek op ons
land te nemen De arbeiders moest ik ontslaan en met onze zoon moest ik het zien te
redden. Driejaar heeft hij de H.B.S. bezocht, toen was de toestand zo dat hij eraf
moest om in het bedrijf te werken. Eigenlijk was het bedrijf niet meer lonend tot aan
de Tweede Wereldoorlog. Toch hebben wij in die jaren nog wel eens een gelukje
gehad.
Bij ons rijpaard Puckie hadden wij een mooi merrieveulen geteeld en dat was mijn
eigendom geworden. Zo klein als de moeder was, zo groot werd het veulen. Met 2 jaar
was de jonge Bruin groter dan zijn moeder. Maar ook de aard was geheel anders. Dat
jonge beest wilde zich niet laten grijpen. Toch had ik haar als 2- jarige eens in handen
weten te krijgen en ging ik ermee naar de smid om de hoeven wat bij te laten werken.
En net toen ik er mee door het dorp liep kwam ik de oude Keetman tegen. Die had
voorheen een postwagen gereden van Winkel naar station Noord-Scharwoude. Hij was
een goede paardenkenner en had er ook wel in gehandeld. 'Piet, wat heb jij daar een
mooie jonge merrie. Wat moetje er mee?' 'Verkopen,' was mijn antwoord. 'Nou,' zei
De woning van Piet Zwagerman aan de Zaagmolenstraat. Zijn schoonouders bewoonden het linker gedeelte