Niedorper zeelieden in Turkse slavernij
In het Niedorper archief bevinden zich enkele stukken waaruit blijkt dat enkele
Niedorper zeelieden jarenlang opgesloten zijn geweest in Algerijnse en Turkse kerkers.
Als er in de \T eeuw een kaper je pad kruiste dan was slavernij de harde realiteit.
In de derde eeuw voor christus was Algiers een haven van de Foeniciërs onder de
naam Icosim. De Algerijnse haven werd in de 15e eeuw eindstation van karavanen uit
de Soedan; tevens werd het de basis van goudstof en slavenhandel. Sinds 1518 maakte
Algiers deel uit van het Turkse rijk.
Rond 1615 was Barbarije (Algerije) geheel op de zee georiënteerd en de koopvaart
floreerde. Christenslaven waren daarbij op de Turkse kapervloot onontbeerlijk. "Hoe
kan mijn vloot uitvaren als ik de Hollandse slaven uitlever?" Deze klaagzang van
Joesoef Deij kreeg ambassadeur Pijnacker te horen, toen hij voor de vrijheid van zijn
gevangen genomen landgenoten pleitte. Ook zijn er veel Hollandse kapiteins geweest
die in Turkse c.q. Barbarijse dienst traden en als renegaat heel wat fortuin vergaarden
in de kaapvaart. Mannen als Claes Compaen, Simon de Danser, Ali Pisseling, Jan
Jansz van Haarlem alias Moerat Reys en de Veenboer uit Hoorn alias Soliman Reys,
zijn de geschiedenis ingegaan als geduchte kaperkapiteins.
Twee verklaringen, uit 1658 en 1663, zijn in het Niedorper archief bewaard gebleven.
In het oudste stuk uit 1658, verklaren de burgemeesters van Winkel dat er
gecollecteerd mag worden voor Pieter Jansz, de zoon van Jan Beman zaliger. Pieter
-16-
door Jan Smit