1813 was het al weer ingetrokken. Men ging vervolgens op de oude voet verder met begraven zoals het voorheen gebeurde. Verbod op het begraven in de kerk Met ingang van 1 januari 1829 kwam er bij Koninklijk Besluit een definitief verbod op het begraven in de kerken. Ook op kerkhoven die waren gelegen in een bebouwde kom met meer dan duizend inwoners werd het niet meer toegestaan. Bij een aantal van minder dan duizend inwoners kon ontheffing worden verleend. De steden zagen zich door deze maatregel genoodzaakt om buiten de stad nieuwe begraafplaatsen aan te gaan leggen, waar niet in alle gevallen zo spoedig aan kon worden voldaan. Dit had tot gevolg dat aan enkele steden ontheffing op het verbod moest worden verleend. Daar ging men dus noodgedwongen door met begraven op het kerkhof en in de kerk. In 1869 kwam er met het aannemen van een nieuwe begrafeniswet ook aan deze uitzonderingen een einde. De plattelandsgemeenten hadden in 1928 nogal wat moeite om aan de voorschriften te voldoen. Zij waren verplicht er zorg voor te dragen dat zich minimaal één algemene begraafplaats binnen de gemeentegrenzen bevond. De bestaande kerkhoven werden daartoe als regel door de gemeentes van de hervormde kerken overgenomen. Dit hield in dat er een regeling voor schadeloosstelling en het gemis aan inkomsten voor de kerk moest worden getroffen. Het was eveneens vereist dat er een reglement en tarief van begraafrechten werd vastgesteld. Ook de eigenaren van een grafruimte in de kerk dienden schadeloos te worden gesteld. Dit alles bracht veel onbegrip en briefwisseling met de provincie te weeg. Het duurde tot 1833 voor dit voor de begraafplaatsen in Barsingerhorn, Haringhuizen, Kolhorn, Oude Niedorp, Nieuwe Niedorp, Winkel en Zijdewind geregeld was. Het Oostend van Winkel. Op de achtergrond de kerk met de begraafplaats.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2001 | | pagina 7