Rondgang om het kerkhof Een traditie die overal in het land plaats vond was de omgang met de dode rond het kerkhof. Bij het begraven draagt men de dode in de richting van de omgang der zon en onder voortdurend klokgelui drie maal om het kerkhof. De rondgang dient een gesloten cirkel te maken en als deze geheel is voltrokken betreedt men de eigenlijke begraafplaats en gaat dan langs de kortste weg naar het graf. Deze omgang wordt gezien als een rest van een rituele omgang, al of niet in dansmaat, waarmee door het trekken van een magische kring om het lijk, de dode buiten de wereld der levenden wordt geplaatst, maar tevens wordt beschermd. Op meerdere plaatsen vindt men nog resten van deze omgang terug. In de provincie Friesland gebeurt het heden ten dage nog vrij algemeen, al is dit wel tot één omgang teruggebracht. Alleen in de stede Niedorp kon het gebruik van deze tradities worden vastgesteld. Ruim dertig jaar na de reformatie wordt in 1605 het volgende verbod van kracht: Men zal geen cruijssen van hout of palm mogen stellen, of laten stellen op of bij der dooden graven op of in eenige van de kerckhoven, nog in de aerde met de schop eenige cruijssen drucken. Op de boete van 6pond. Het dragen van de doden om de kerk en het kerkhof werd aanvankelijk nog toegestaan, want eerst bijna honderd jaar na de reformatie wordt de volgende keur in de stede Niedorp vastgesteld: sal men geen dooden om de kercken mogen dragen, nog bij de begraeffenissen met bloote hoofden staen, nog nederknielen of te eeenige superstitie gebruijcken. Op de boete van 3 pond. {superstitie is bijgelovige opvattingen) Verzet tegen het begraven in de kerken Van oudsher was er in de kerken al verzet geweest, wat in het laatst van de 18e eeuw steeds meer toenam. Predikanten, geneesheren en geleerden gaven het goede voorbeeld en lieten zich op het kerkhof begraven en dan het liefst buiten de stad. In veel landen bestond al een verbod op het begraven in de kerken maar vooral in de noordelijke Nederlanden wilde men daar nog niet aan. Het waren vooral de kerken die zich er heftig tegen verzetten omdat zij zich in dat geval een behoorlijke inkomstenbron zagen ontglippen. In 1808 kwam er bij de gemeentes en kerkbesturen een schrijven binnen van Lodewijk Napoleon, de koning van Holland, waarin het voornemen tot afschaffing werd aangekondigd. De bestuurders van Barsingerhorn, de Niedorpen en Winkel lieten weten dat de kerken de inkomsten uit het begraven in de kerk niet konden missen en dat de kerkhoven anders spoedig uitgebreid moesten worden. Zij waren van mening dat de ruimte daarvoor ontbrak terwijl de omringende grond voor dat doel overigens veel te drassig was. In Nieuwe Niedorp besloot men: Dat het begraven der lijken alhier in het vervolg zal geschieden zoals tot heden in gebruik is geweest. Het kerkbestuur merkte hierbij op: Op het platteland is nimmer gebleken dat het begraven in de kerk schadelijk voor de gezondheid zou zijn. De doodgravers die hier ter plaatse dienst hebben gedaan bereikten allen een aanmerkelijke ouderdom en hebben nimmer enig nadeel van hun werkzaamheden ondervonden. In 1810 werd het verbod ondanks de weerstand die daar tegen was, toch wettelijk van kracht. De Fransen waren echter nog maar net uit ons land vertrokken of in december -4-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2001 | | pagina 6