1 Dorpsneringen onder druk Er kwam nog bij dat de steden ook nog grote bezwaren hadden tegen alle mogelijke dorpsneringen, vooral in hun naaste omgeving. Naar hun gevoel hoorden die in principe thuis bij hun eigen stedelijke gilden. Als er behoorlijk wat accijns op bepaalde zaken moest worden geheven, zoals bijv. op het malen van graan of het brouwen en verhandelen van bieren maakten ze het de dorpen uitermate lastig. De steden hadden het na het begin van de 80-jarige oorlog, oftewel de Opstand, ook voor het zeggen in de landsregering, de z.g. Staten van Holland en West-Friesland. Alleen de adel was aangewezen om de belangen van het platteland te behartigen. Volgens de regels mochten allerlei neringen op het platteland slechts blijven bestaan als er officieel toestemming was gegeven of als ze er van oudsher al waren. Vaak werden hierbij de oudste mensen uit het dorp ten tonele gevoerd die rustig verklaarden dat een gort- of een grutmolen er allang stond toen zij nog maar een kind waren. Het plattelandsverzet De stedelijke inkomsten namen in de dertiger en veertiger jaren van de 17e eeuw dusdanig af, dat er met dubbel waaggeld werd gedreigd. Wie bepaalde waren in de stad verhandelde zou waaggeld moeten betalen, ongeacht of er al eerder gewogen en betaald was. Nierop verzette zich hier krachtig tegen en toen dat niet hielp, samen met een hele trits dorpen. En toen dat ook niets opleverde toch maar weer alleen omdat het dorp meende over de allerbeste papieren te beschikken. De dreiging bleef echter bestaan en van een min of meer officiële acceptatie van de dorpsneringen was nog steeds geen sprake. -20- De Jan Cramers brug over de Langereis.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2001 | | pagina 22