-15-
Astrologie in Almanakken
Dat Dirck aan voorspellingen deed, de astrologie dus beoefende, wordt niet vermoed.
Tot op heden is er nog geen duidelijk bewijs voor gevonden. Op grond van zijn
astronomische geschriften en zijn rationele houding, kunnen we een afwijzende
opvatting ten opzichte van de astrologie vermoeden. Toch wordt Dirck in de bundel
"Aesopus in Europauit 1701, genoemd als voorspeller van de toekomst van
Frankrijk, samen met Antonio Magina.
In het Amsterdamse "Groote Comptoir Almanach" uit 1668, werd door de uitgever
Gillis Joosten Saeghman veel ruimte uitgetrokken voor een ware apologie van de
voorspellende astrologie. Ook Dirck van Nierop werd in de tweede helft van de 17e
eeuw veel gevraagd voor de berekeningen in comptoiralmanakken
(bureaualmanakken). Wie dit tractaatje/apologie over astrologie gemaakt heeft is
onduidelijk.
Dat Dirck Rembrantsz de auteur is lijkt onwaarschijnlijk. Bovendien was hij
vermoedelijk in 1668 nog niet betrokken bij de berekening van de
comptoiralmanakken.
Waarschijnlijk is de tekst van Saeghman zelf. Astrologische voorspellingen werden
gedaan aan de hand van vooral eclipsen van zon en maan. De rol van de maan bij eb
envloed werd niet betwist, vooral kometen, grote conjuncties van belangrijke planeten
en eclipsen van zon en maan hadden een grote voorspellende waarde.
Hebben Dirck en Pieter Rembrantsz van Nierop meegewerkt aan astrologie in
almanakken? Waarschijnlijk leverden zij slechts zon en maantafels en de berekeningen
voor de watergetijden. Als ze al verantwoordelijk waren voor prognostica, dan wilden
ze er kennelijk niet openlijk voor uitkomen.
Privileges
In 1768 gaven de Staten van Holland een privilege voor een nieuwe Comptoir- of
Schrijfalmanak aan Albert Magnus. In 1691 kreeg de weduwe van Al bert Magnus
verlenging van het privilege voor 15 jaar.
Pieter Rembrantsz van Nierop werd toen voor het eerst als berekenaar in de tekst van
het octrooi vermeld. Dit laatste kan worden opgevat als een teken dat de berekenaar in
Holland aan gezag gewonnen had aan het eind van de 17e eeuw.
Het Amsterdamse stadsbestuur en de Staten van Holland verleenden ook privileges
aan de berekenaars van almanakken zoals Isaac Haringhuijsen en Pieter Rembrantsz
van Nierop. Nieuwe vindingen en berekeningswijzen moesten zo snel mogelijk
beschermd worden om te voorkomen dat anderen er mee aan de haal gingen.
Anders dan in de 16eeeuw, kregen berekenaars in de tweede helft van de 17eeeuw
geen volledige octrooien, maar alleen voor dat onderdeel van de almanak waar ze voor
verantwoordelijk waren.
De Alkmaarse landmeter Isaac Haringhuijsen had op 23-3-1676 van de Staten voor
vijftien jaar het alleenrecht verworven op het uitgeven en drukken van de daghtaeffel
der watergetijden, tot gerief van alle zeevarende luijden om het hoogste ende laaghste
water binnen ende buijten onse landen ende alomme zeeckerlijc te weeten".