daarop dat zij gereformeerde christenen zijn. Maar helaas, men kent alleen christenen die rooms-katholiek zijn en het verzoek moet afgeslagen worden omdat het om een gewijde plaats gaat. Vader wordt dan stiekem, zonder dat de Portugezen daar erg in hebben, begraven op een klein eilandje aan het begin van de baai. Dagelijks gaat men nu aan land en bekijkt de bossen en plantages die door hoge dorre bergen worden omgeven. Het is zeer heet maar in de valleien vindt men het 'plaijsant beplant', onder andere met kokosbomen, citroenen, sinaasappelen, katoen, suikerriet en tabak. Er zijn ook paarden, koeien, ezels en apen op het eiland. Van liefde en dood Op zekere dag wandelt men met een groep van zo'n twintig man het bos in om een plantage wat nader te bekijken en rust daarbij uit in de galerij van een groot huis. Dat leidt tot problemen. De heer des huizes krijgt belangstelling voor Elisabeth en neemt geen genoegen met de kennelijk doorzichtige smoes van de kapitein die beweert dat het hier om zijn eigen vrouw gaat. Met de nodige moeite weet men in de sloepen te komen en de schepen te bereiken. Toch gaat men op een later tijdstip nog eens aan land om enige beesten te kopen en tevens afscheid te nemen van de Portugezen. Men vertrouwt ze echter niet meer. De 17e januari worden de ankers gelicht. Buiten de baai krijgt men drie Franse schepen in het oog. Men weet dat er wel zo'n veertien oorlogsschepen achter hen aan zitten en men vreest dat deze drie daarbij horen. Maar er gebeurt niets, ieder vervolgt zijn weg. Op de le februari bereiken de schepen de Amazone. Met een sterke stroom worden ze vervolgens langs de kust gevoerd naar Caep d'Oranje en de rivier de Wiapoco. De 6e februari laat men eerst een van de kleinste schepen de rivier opvaren. Op de T februari sterft zuster Margareta nadat ook zij zo'n kleine twee weken ziek is geweest. Ze wordt aan de voet van een berg begraven. Een aards paradijs Op de 9e februari gaan enkele Hollandse 'opperhoofden' aan land om een goede plaats voor een nederzetting te zoeken. Men heeft daar kennelijk plezier in, maar vindt toch niets dat geschikt lijkt en men besluit nog wat verder de rivier op te varen. Bij de berg Caribote gaat men voor anker. Op de 10e komen enkele indianen met kano's. Ze komen zeer vriendelijk over. Een koning komt aan boord, vergezeld van zijn zoon met vrouw en kinderen en blijft zelfs overnachten. De volgende dag wijzen de indianen de Hollanders een zeer geschikte plek in een bocht van de rivier. Hoog op een klip gelegen en geheel bedekt met goede kleigrond. Daar had zich al eerder een Hollander gevestigd, een zekere Jacob, maar die was een paar jaar eerder overleden. Er worden tenten neergezet en goederen en beesten worden uitgeladen. Men heeft nogal wat last van mieren. Er zijn er van een halve vinger lang. Ze verdwijnen pas als het bos wordt afgebrand. Elisabeth is diep onder de indruk van de rijkdom aan wilde dieren Zo noemt ze o.a. herten, varkens, tijgers, luipaarden, bavianen, apen, luiaards, krokodillen en schildpadden. Hoenders, kalkoenen, pauwen en papegaaien. (Enkele genoemde soorten moeten m.i. wel een vergissing zijn) -4-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2000 | | pagina 6