6 koeien, enige schapen en een partij hoenderen en duiven. Verder is men goed voor
zien van linnen en wol, tin en koper, allerlei gereedschap en materialen nodig voor de
landbouw. Voor 50 man een geweer. En voor allen, met inbegrip van de beesten, voor
een jaar voedsel.
De 6e december komt men bij de zeeschepen die deel lijken uit te maken van een hele
vloot van wel zo'n vijftig stuks. Allen gaan aan boord van een schip waarop volgens
Elisabeth dan wel zo'n 300 zielen geteld kunnen worden. Alles wordt overgeladen. De
beesten in een aparte boot.
Een onheilspellend begin
Van de Vlieter wordt naar Tessel gevaren waar de zeilen weer moeten worden gereefd
vanwege een opstekende storm. Op de 13e december gaat vader met zijn dochters
onder begeleiding van de schipper toch nog eens van boord naar De(n) Helder.
De volgende dagen begint het hard te vriezen zodat de schepen wel genoodzaakt zijn
het zeegat te kiezen. Met grote moeite komt men nog aan boord. Het loskomen van het
ijs en verder uitvaren gaan ook niet bepaald van een leien dakje. Er zijn allerlei stevige
aanvaringen waardoor het schip veel schade oploopt en uiteindelijk in 'desolate'
toestand zee moet kiezen. Aldus Elisabeth.
Kapers
Men wil zich dan verder maar wat afzijdig houden van de vloot. Dit leidt tot een
ontmoeting met een Franse kaper die pas na 't nodige kanonvuur de wijk wenst te
nemen. De 17e bereikt men de zogenaamde Spaanse Zee. Twee dagen later is er grote
alterasie (ontsteltenis) omdat een escorte ineens rechtsomkeert maakt terwijl men er
vast op rekende dat het tot de rivier de Wiapoko zou meevaren.
Op de 20e blijven er nog 6 schepen over nadat ook de andere schepen van de grote
vloot een eigen koers hebben genomen. Een Oostindiëvaarder blijft nog enkele dagen
in de buurt. Bij Madeira raakt men elkaar in een donkere nacht kwijt en is men zelfs
enigszins bevreesd op de klippen te lopen. Ook voelt men zich nog bedreigd door wat
Elisabeth noemt 'Turkse' schepen. Op de morgen van de 26e december is men elkaar
volledig uit het oog verloren. Maar 's avonds blijkt men toch weer met z'n vijven.
Op 6 januari 1677 gaat men bij de zogenaamde Zoute Eilanden voor anker. Daar treft
men drie Engelse schepen die eisen dat de Hollanders voor hen eerbiedig de vlag
strijken. Dat wordt geweigerd. De bloedvlag wordt gehesen en de kanonnen in gereed
heid gebracht. Predikanten van beide partijen weten echter de vrede te bewaren.
Drie van de schepen raken los van hun anker en drijven weg.
Over een illegale begrafenis
Bij het eiland St. lage (Santiago) moet men volgens order tien dagen blijven liggen. De
weggedreven schepen zijn inmiddels weer boven water.
De 8e januari sterft vader Herman Hartman van der Woude na een ziekbed van een
kleine twee weken, tot grote droefheid van zijn kinderen. Men gaat met enig volk aan
land met het verzoek hem daar te mogen begraven. Een priester van de orde der preek -
heren vertelt hen dat zoiets alleen kan als men rooms-katholiek is. Elisabeth antwoordt
-3-