De titel luidt: "Memorije van 't geen bij mijn tijt is voorgevallen soo in hollant als op
andere plaetsen".
Ze vertelt op de eerste pagina dat ze op de 1 le januari 1657 te Niedorp geboren is en
genoemd werd naar haar vaders moeder. Vervolgens lezen we dat haar broer Johannes
in 1658 het levenslicht aanschouwde en haar zuster in 1661. Hun moeder overleed in
1662 en werd te Enkhuizen begraven. Elisabeth was toen net vijf geworden.
Op de volgende bladzij komt vader ter sprake, de (roemruchte) officier der Niedorper
Kogge Herman Hertman van der Woude. Hij wordt aangesteld als een van de vier
'hoofdkolonels' over Noord-Holland. (Hertman wordt ook wel als Hartman geschreven)
Elisabeth memoreert de eerste zeeoorlog tegen de Engelsen, de grote brand in Londen
en het bekende huzarenstukje van de Hollanders om de Engelse vloot vlak bij Londen
te pakken te nemen nadat ze de ketting over de rivier hebben kapotgevaren.
Stormachtige toestanden
In 1668 verhuist vader met zijn kinderen naar een hofstede in de Huijgen waard (de
Heerhugo waard)
Tussen een aantal bekende voorvallen uit onze vaderlandse geschiedenis, zoals de
moord op de gebroeders De Witt in Den Haag, wordt genoteerd dat vader Herman in
1673 ook nog benoemd is tot schout van Opmeer. In zijn functie van kolonel trekt hij
met zo'n 1600 tot 1800 man naar de duinen bij Den Helder om daar een dreigende
landing van vijandige Engelsen en Fransen het hoofd te bieden. Door het miraculeuze
ingrijpen van de Heer zelf, die drie opeenvolgende getijden dusdanig beïnvloedt dat de
eb de overhand krijgt, kunnen ze godzijdank niet aan land komen. Aldus Elisabeth.
Op 20 maart 1674 is er een boer die met 150 varkens de nog bevroren Zuiderzee
oversteekt van Stavoren naar Enkhuizen en op de 12e april loopt vader warempel nog
met enkele heren over het ijs van de gracht die de hofstede omringt.
Er wordt vervolgens aandacht besteed aan enkele geweldige stormen. Bij de novem
berstorm van 1675 breekt de dijk tussen Hoorn en Edam en stroomt het water tot de
Bobeldijk en slechts met de grootste moeite is men in staat bij Lambertschaag een
doorbraak te voorkomen.
De kerkklokken luiden dag en nacht. 'De donder komt in de kerk van Niedorp' en
steekt de toren in brand. Maar men krijgt 't vuur uit zonder al te grote schade.
In juli 1676 is er zo'n onweer in de Waard van donder en bliksem en vallen er hagel
stenen zo groot als kievitseieren zodat alle ruiten aan diggelen gaan. Al het koren
op het veld wordt platgeslagen en is waardeloos geworden.
Op weg naar De West
Dan schrijft Elisabeth dat de heren Staten vader 'aengenomen hebben voor hoogen
raat om te gaen na de vaste kust van Ameryka aen Caep de Oranje of de rivier de
Wiapoko'. Vader bedankt vervolgens de rekenkamer voor het baljuw- en
dijkgraafschap van Niedorp dat hij 30 jaar heeft mogen bedienen.
Op 3 december 1676 vertrekt men via Niedorp naar Kolhorn. Daar stapt men op enkele
z.g. lichters om verderop in de Vlieter echt scheep te gaan. Het gaat dan om vader
Herman, Elisabeth, haar broer en zuster, 5 meiden en 45 knechten. Voorts 3 paarden,
-2-