-24-
Overlijden van Bartha Agatha Jansen
Op 19 december 1796 werd er tegen Frans Jansen een proces aangespannen door de
Baljuw (iemand die belast is met de rechtspraak) van de Niedorperkogge. Dat was in
1796 Cornelis Dekker uit Winkel.
Frans Jansen werd ervan beschuldigd dat hij op 8 oktober 1796 het overlijden van zijn
kind had aangegeven en het vervolgens pro Deo (gratis) had laten begraven. Dit was
tegen de ordonnantie op het begraven daar de man niet onvermogend was en een huis
bezat dat tot de aanzienlijkste van het dorp behoorde. Met inbegrip van de opgelegde
boete moest hij voor het begraven een bedrag van 3 betalen.
Frans Jansen voerde tot zijn verweer aan dat men doende was om hem waar mogelijk
op de één of andere wijze te ruïneren. Ondanks zijn verweer en het in wezen zeer
geringe bedrag, werd er toch beslag gelegd op het huis en erf, alsmede op zijn
chirurgijnswinkel. Het geheel werd getaxeerd op 700 gulden.
Vermoedelijk was deze affaire het gevolg van zijn leidinggevende rol in de
strubbelingen met de burgerwacht waarvan hij de commandant was. In een klaagbrief
van de Municipaliteit aan de bestuurderen in Den Haag werden de grieven nog eens
opgesomd. "Van alle onenigheden die alhier van tijd tot tijd plaatsvonden is Frans
Jansen de grote roervink." "Hij is een man die, omdat hij niets te verliezen heeft, alles
in de war tracht te helpen." "O, rampzalige gesteldheid als daarin niet wordt voorzien!"
Ontslag van bestuurders en ambtenaren
Op 26 maart 1798 werd in tegenwoordigheid van twee afgevaardigden van het
administratief bestuur van het voormalige gewest Holland, de gehele Municipaliteit
inclusief de secretaris en overige ambtenaren zoals de waagmeester, dorpsdienaar,
omroeper enz. uit hun functies ontheven. Daarna werd overgegaan tot de benoeming
van andere bestuurders en ambtenaren in de vrijgekomen functies.
De twee belangrijke posten als secretaris en schoutciviel (hoogste politiefunctionaris)
werden ingenomen door Frans Jansen. Hij deed hierbij zijn entree als ambtenaar en
bewaker van de orde in Nieuwe Niedorp. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat deze
bestuurswisseling onlusten in de hand heeft gewerkt, want eind mei 1798 werd er in
het dorp een compagnie musketiers ingekwartierd. Als plaats voor de wacht kwam het
onderhuis van het "huis der gemeente" in aanmerking.
Kennelijk was het ontslag van bestuur en ambtenaren op 26 maart 1798 niet geheel
rechtmatig gebeurd. Op 7 juli 1798 werden namelijk door de Baljuw Cornelis Dekker,
terzijde gestaan door Adam van der Wolf en Sijmen Wit als leden van het Comité van
rechtsoefening, de op 26 maart aangestelde Municipaliteit en de nieuw benoemde
ambtenaren bijna allen weer ontslagen uit hun functie. De vrijgekomen posten werden
vervolgens opnieuw ingenomen door de toen ontslagen betuurders en ambtenaren.
Frans Jansen kreeg zijn ontslag als secretaris maar bleef in functie als schoutciviel. In
1805 werd hij tevens schoutciviel over Oude Niedorp.