-23- Gewapende burgerwacht Reeds eerder is opgemerkt dat al voor de omwenteling in 1795 een groep burgers zich geroepen voelde de "wapenhandel" te beoefenen. Al spoedig nadat hij zich in het dorp gevestigd had voegde Frans Jansen zich bij deze groep. Onder zijn leiding werd er grote druk op de Municipaliteit uitgeoefend om een burgerwacht te mogen oprichten en deze van wapens te voorzien. De bestuurders die evenals de bevolking nog merendeels oranjegezind waren wisten dit nog steeds te verhinderen. Toen echter op 23 november 1795 bij decreet van het Uitvoerend Lichaam werd bepaald dat de burgers die dit verkozen, gerechtigd waren een afdeling van de burgerwacht te vormen, veranderden de bestuurders hun afwijzende houding. Zij haastten zich om aan het Comité van Holland te berichten "dat de burgerbewapening een heilzaam werk en één der voornaamste bolwerken ter bescherming van onze dierbare vrijheid was." In het voorjaar van 1796 was deze aangelegenheid geregeld. Een 20-tal burgers had zich opgegeven als gegadigde voor de burgerwacht terwijl er voor hen geweren waren opgehaald uit Delft. Al spoedig bleek deze krijgsmacht niet naar behoren te functioneren. Het was een besloten club geworden waar flink werd gedronken terwijl er van exerceren weinig terecht kwam. Het gevolg was dat al spoedig de helft van de krijgsmacht het voor gezien hield en thuis bleef. De overigen ontzagen zich niet om onder leiding van hun commandant Frans Jansen voor de nodige onrust te zorgen. Zij drongen zelfs tijdens een vergadering van de Municipaliteit het raadhuis binnen om te eisen dat ze toestemming kregen om tot het innen van de verplicht gestelde achterstallige contributie op de "wapenhandel" over te gaan. Te Nieuwe Niedorp waren 115 gezinnen verplicht om gezamenlijk jaarlijks een bedrag van ongeveer 800 aan contributie op te brengen. De opbrengst was geheel bestemd voor de dienstdoende burgerwacht, die geen middel onbeproefd liet om de gelden binnen te krijgen. Toen dan ook uiteindelijk in juni 1797 tot beslaglegging bij enkele onwilligen werd overgegaan, gaf dat aanleiding tot ongeregeldheden. De bevolking kwam in opstand en trachtte de beslaglegging te voorkomen. Deze opstand was begrijpelijk want in wijde omgeving was geen burgerwacht aanwezig en men was evenmin verplicht per gezin jaarlijks een bedrag van ongeveer 8 op te brengen. Hierbij dienen we te bedenken dat het dagloon voor het grootste deel van de bevolking slechts 1 bedroeg. Dus weg was het loon van acht dagen hard werken van 12 a 14 uur per dag. Daags na de landing van de Engelse troepen op 27 augustus 1799 bij Grote Keeten onder Callantsoog, eindigde het bestaan van de burgerwacht. De leden werden van hun verplichtingen ontslagen terwijl de wapens met spoed naar het centraal magazijn in Delft werden verzonden. Het uitvoerend bewind was blijkbaar niet erg gerust op de hulp die de patriotten verenigd in de burgerwacht hun zou bieden.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2000 | | pagina 25