-13- Het levensverhaal van Piet Zwagerman, deel X. Wij keren tot 1915 terug. Behalve Borst en ik was er nog een Niedorper in de Beemster als soldaat. Het was Henderikus de Vries, twee jaar jonger dan ik en een vriend van ons. Hij was getrouwd met Ut je Rezelman. Mijn moeder en zij waren van dezelfde familie. Zij woonden ook aan het Paadje. De Vries was gelegerd op het fort benoorden Purmerend, vlak bij het dorp Kwadijk. Vele malen is hij ook gelijk met ons of met één van ons met verlof gegaan. Wij hadden veel gezelligheid aan elkaar. Dat jaar was voor broer Dirk en mij een gunstig jaar. Alle producten, zowel van land en tuinbouw, als van de boerderij, brachten goede prijzen op, met de tendens steeds duurder te worden, door de maar voortdurende oorlog. Ja, er was wel voorspeld dat deze oorlog beslist niet lang kon duren door de moderne bewapening, maar die voorspellers waren als zovelen, profeten die brood eten. De Duitsers liepen vast tegen de verdedigingswerken aan de Marne, waar de Fransen hen tot staan wisten te dwingen. Zelfs een stukje van België in de zuidwest hoek hebben ze nooit in handen weten te krijgen. De loopgravenoorlog, die toen ontstond heeft honderdduizenden offers geëist en voor niets. Ons leven in fort aan de Nekkerweg verliep nogal gemoedelijk en toen in juli 1915 de eerste oude lichting naar huis toe mocht (lichting 1899) begon het voor ons ook te dagen. Wat was er nl. gebeurd. Door de regering was besloten, dat de landweermannen en vervolgens de oudste militie lichtingen zouden worden afgelost door mannen, die niet hadden gediend. Deze werden opgeroepen voor de keuring en bij goedkeuring moesten zij soldaat worden. Het was de vorming van de Landstorm en wij vonden het wel mooi, natuurlijk, wantje moet een ander ook wat gunnen. Het zou nog wel een hele tijd duren, voor ik aan de beurt zou komen (lichting 1904) maar er was een begin en je hoopte maar; hoop doet leven. Nog een paar voorvallen op het fort. Op een hele mooie morgen in juni moesten wij naar Edam te schijfschieten. Ik had er al geen zin in en het weer was zo mooi, dat ik tegen de kameraden zei, ik ga naar Nierep. 't Weer is te mooi om soldaatje te spelen. Ik stapte op de fiets en reed naar huis. Maar o waai, o waai, de ontvangst bij moeder was niet erg innig. Co was wel zo bang, dat ik gestraft zou worden, dat ze voor m'n thuiskomst geen goed woord overhad. Dat is eens, dacht ik, maar nooit weer. 's Morgens, de volgende dag, zei sergeant Koekoek tegen mij: Zwagerman, doe dat nu niet weer. 't Is nu goed afgelopen voor u en voor mij. Ik heb de hele compie present gemeld, terwijl ik wist datje de benen had genomen, maar een volgende keer loopt het soms fout. Nou, sergeant, zei ik, u zult van mij geen last meer hebben, want m'n vrouw was zo benauwd, dat ik voortaan wel hier blijf. Zo liep dit goed af. Ja, sergeant Koekoek was een goede kerel. Hij was een Amsterdamse Jood en had een zaak in muziekinstrumenten. Hij liep nog al eens een standje op van de ouwe, maar die kon zo niet tegen hem opspelen, dat hij er

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 2000 | | pagina 15