23
De temperatuur was boven nul, zodat de sneeuw niet bleef liggen. Ik had een doek om
m'n kepi gewonden, dat die niet afkon waaien en na een hartelijk afscheid op de dijk,
stapte ik op de fiets en het viel best mee. Nieuwe Niedorp ligt vrijwel pal Noordelijk
van de Beemster en ik moest dus precies het Zuiden in. De weg was Langereis tot aan
de lage Hoek, die door tot Opmeer (de wip). Die over en dan langs Zandwerven en
Spierdijk en langs de Goorn naar Avenhorn, over de Beemsterbrug en dan nog een half
uur trappen door die polder naar het fort. En laat ik nu geen stukje tegen wind gehad
hebben. Die wegen slingeren nogal, maar nooit zo erg, dat ik tegen had en met
anderhalf uur was ik met dat hondeweer in 't fort. Ik heb goed geslapen en was 's
morgens weer fris. Co, daarentegen niet. Die was doodongerust geweest, 't was een
barre nacht geworden want het was begonnen te stormen. Ja, het waren soms zware
tochten, want ook gebeurde het, datje alles tegen wind had en dan kwam het op je
uithoudingsvermogen aan. En eenzaam, zo'n nachtelijke tocht. Soms zag je in die
anderhalf uur niets dan een rat of een bunzing over de weg.
En dan was er in die jaren 14-18 altijd de dreiging van nog in de oorlog te raken. Soms
leek die kans niet groot, totdat er weer een conflict kwam met Duitsland en de toestand
weer heel gespannen werd.
Met korporaal Schuurman geraakte ik heel bevriend. Wij hadden wel niet precies de
zelfde opvattingen, maar sympatiseerden met elkaar en in het laatst van mei of begin
juni 1915 gingen hij en nog een andere Friese jonge man, Halsma, op een zondag met
mij mee te gast. Co was toen alweer een paar maanden in ons eigen huis, omdat ik alle
weken drie dagen verlof had. Om zeven uur stapten wij op de fiets en even voor negen
waren wij aan het Paadje. Co had de koffie klaar, even een boterham er bij en toen zijn
we naar de kerk gegaan. In ons dorp stond doen dominéé J.N.C.Schermerhom, de rooie
dominéé, zoals hij genoemd werd (niet om zijn haar). Hij preekte die morgen niet over
een tekst uit de bijbel, maar over "tegenstellingen".
De vorige week was het Pinksterkermis geweest en dominéé kon dat oude volksfeest
niet bewonderen, behalve voor de kinderen, voor wie hij het een echt feest vond. Nu de
tegenstellingen, die waren er. Op Pinkster 3, de laatste dag van de kermis was er
keuring voor de nationale militie en 's middags begrafenis van de oude zadelmaker van
ons dorp, de heer Hildebrand Peereboom.
De gekeurde jongens maakten een hels lawaai, aan hun keel toe vol jenever, hossend en
schreeuwend over de weg, zeker om hun ellende te vergeten, dat ze als vee gekeurd
waren. U kunt begrijpen, dat hij voor deze zaak geen goed woord over had en dan de
jeugd op het kerkplein, om de kramen en de draaimolen.
Maar tegen twee uur in de middag werd de kermis onderbroken. De kramen gingen
dicht. Tussen de kramen was een ingang vrij gehouden voor de kerkepoort en tussen de
kramen, door de poort de begrafenisstoet van deze zo bekende Niedorper, die na een
lang en pijnlijk lijden was overleden.
Deze drie zaken, de opgetogen jeugd, de hossende aspirant soldaten en de laatste gang
van de overledene, dat was de stof, waarover hij sprak. Hij deed dat als altijd met kleur