De allernoodzakelijkste reparaties konden echter niet uitgesteld worden. In het koor
van de kerk waren veel ramen kapot met gevolg dat het in de wintermaanden veel te
koud in de kerk zou zijn. Er werd aan de metselaar J. de Vries opgedragen om twee
ramen dicht te metselen. In de overige ramen moesten de kapotte glazen door nieuwe
worden vervangen.
Het duurde tot maart 1875 aleer er twee tekeningen met begroting door architect A.T.
van Wijngaarden werden ingezonden. Eén tekening met begroting was voor verbouw
van de oude kerk en de andere tekening voor de bouw van een nieuwe kerk. Deze
werd begroot op een bedrag van 40.000. Eenparig werd besloten een nieuwe kerk te
gaan bouwen.
Betere financiële omstandigheden
Het kerkbestuur verkeerde duidelijk in betere financiële omstandigheden. Bezaten zij
in 1623 nog 17 ha land, in 1877 was dit vermeerderd tot totaal 80 ha.
Dit grondbezit werd verhuurd aan een dertigtal lidmaten van de kerk wat in totaal
jaarlijks ongeveer 6200 aan inkomsten opbracht. Tevens waren er aanzienlijke
bedragen aan hypothecaire leningen bij diverse personen uitgezet.
In verband met de bouw van de nieuwe kerk werden deze gelden waar mogelijk
voortijdig afgelost
Onderzoek naar de historische waarde van de kerk
Alvorens er met de afbraak van de oude kruiskerk werd begonnen stelden de
Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst een onderzoek in
naar de historische waarde van het gebouw.
Tijdens dit onderzoek kon worden vastgesteld dat de kerk behoorde tot de mooiste
monumenten van Nederland en dat er slechts weinig dorpen waren die zich er op
mochten beroemen in het bezit te zijn van een kerkgebouw dat een dergelijke
architectonische schoonheid bezat. Een kerkgebouw, zo werd opgemerkt, dat men
eerder in een kleine stad zou verwachten dan in een plattelandsgemeente, wat een
aanwijzing was voor de rijkdom van de kerkelijke gemeente in vroeger dagen.
Terecht stelden de adviseurs dat een oude kerk een zichtbaar gedenkteken is uit de
geschiedenis van een gemeente. Zij drongen eropaan dat er pogingen zouden worden
ondernomen om de kerk als monument van de oudheid te behouden en boden aan om
behulpzaam te zijn bij het restaureren van de kerk.
Uit het onderzoek kwam tevens naar voren dat in sommige gedeelten van het gebouw
nog tufsteen voorkwam.
De buitenmuur van het koor was oorspronkelijk opgetrokken geweest van tufsteen
maar later door baksteen vervangen. Dit zelfde kon vastgesteld worden bij de
dwarsbeuken. Het koor dat een houten tongewelf had, werd gezien als het oudste
gedeelte van de kerk en was gebouwd in de tweede helft van de 15® eeuw. Niet lang
daarna zijn de dwarsbeuken en de drie schepen opgetrokken.
-4-