Ze had in de courant gelezen dat er verlof zou worden gegeven en gehoopt dat ik één van de eersten zou wezen. Borst was niet zo gauw binnen, want Antje sliep zeker lekker en hoorde hem eerst niet, Zo waren wij dan toch nog eerder thuis dan wij gedacht hadden. Want het was een penibele tijd. De Duitsers rukten door België naar Frankrijk op en het heeft maar een haar gescheeld of ze waren dwars door Limburg gegaan. Dat gerucht heeft eerst wel gelopen, maar het was gelukkig ongegrond. Toch waren die eerste weken zenuwslopend, want elk ogenblik kon er wat gebeuren. De hoge autoriteiten hadden het niet lekker en ook onder de soldaten waren er velen, die nachten achter elkaar niet sliepen. Met mij ging dat nogal, want ik ben altijd een goede slaper geweest en ben het nog. Zo was dan het verlof van het Nederlandse leger op gang gekomen en wij gingen elke week een dag naar huis. Doordat Co aan de Langereis vertoefde zag ik in de herfst van 1914 weinig van ons bedrijf, maar Dirk kon arbeiders genoeg krijgen en de zaken gingen goed. Door de oorlog werden de prijzen spoedig wat hoger, maar dat liep de eerste tijd nog niet zo'n vaart. In het allereerste begin stropte het zelfs met de prijs van de zuivelproducten. Toch was mijn positie niet zo slecht als van anderen, die een zaak of boerderij achterlieten. Ons bedrijf ging door, ook zonder mijn hulp. Dat was een heel ding en maakte mij minder onrustig dan anderen. Ons leven op Kraaiveld ging verscheidene weken zo door, maar het werd er niet beter op. Ons bed was de tent en tegelijk ons dagelijks verblijf. En wie nu denkt dat het mooi is, moet maar eens een week of zes in een tent gaan wonen, slapen op een zootje stro dat al gauw heel fijn en klonterig werd. Wij lagen er tot het verlof met 14 man in. Toen altijd met enigen minder. Wij sliepen in onze werkkleding, de meesten met sokken en schoenen aan. De hoofden naar de buitenkant, de benen naar 't midden, naar de paal. Om de paal hadden wij een tafeltje getimmerd, om brood op te leggen, want anders vraten de ratten het op, terwijl je dienst had. Ja, die ratten, dat was bar. Als de maan scheen 's nachts, kon je ze in de paal zien klimmen om bij onze kuch te komen, maar dat lukt hen niet, want dat tafeltje zat rond de hele paal. Maar 't zijn handige jongens. Die boer mestte nogal wat varkens, vandaar die ratten. En dan kwam er nog een plaag bij, de vlooien! 't Begon al vrij spoedig en het werd al erger. Als je een hand over het stro streek, sprongen de vlooien er tegenaan. En je zag ze ook wel op je broek lopen. Jonge, wat zijn het dan rare schaatsenrijder als ze lopen, maar ze doen het wel. Wij hadden een sergeant uit Amsterdam, die zei, wat klagen jullie toch over die beesten. Ik heb er geen last van, 't zijn allemaal oude vrienden en bekenden van me. Ongeveer zes weken hadden wij ons bivak op Kraaiveld gehad, toen het weer veranderde en er storm en regen kwam. De oude tenten (zeker wel 100 jaar) begonnen te lekken als een zeef en midden in de nacht gingen wij er allemaal uit en op het stro op de zolders van Noordam's boerderij. Daar kregen wij wel een ontzettende jeuk van de mijten, die in het stro zaten, maar we waren droog en wilden de volgende dag beslist niet meer in de tenten. Kapitein Hakstrok pakte het anders aan dan luitenant Josephus-Jitta in 1904. Hij pleegde overleg met z'n superieuren en er werd besloten het kamp op te heffen en ons -26-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1999 | | pagina 28