Vier winters is het zo gegaan, na voorjaar 1912 niet meer, omdat we toen onze zaken
samen dreven en de koeien in de boerderij stonden. Dat opzetten van gelde koeien en
of vaarzen in de winter werd door de bouwers hoofdzakelijk gedaan om wat mest te
krijgen. Ook de grote bouwboeren in de polders deden dat in die tijd en dan niet met 3
of 4 beesten, maar er waren er wel, die er 20 a 30, ja zelfs wel 40 kochten. Als er grote
najaarsmarkt was geweest in Alkmaar, kwamen grote troepen koeien door Nieuwe
Niedorp en Winkel naar de Waard en Groetpolder, 's avonds in 't donker gingen de
veedrijvers met hun stoet, luid klappend met de zweep en schreeuwend van jewelste.
Wat een bedrijf veedrijver!
De kerels kwamen 3 x 24 uur niet uit de kleren en nachtrust heel weinig, want die
grote markten duurden twee dagen. Mijn grootvader heeft het in zijn jeugd ook nog
gedaan, want er zat wat aan.
Ja, nu ik het toch nog eens over grootvader heb, die heeft in het begin van z'n huwelijk
ook aan opzetten gedaan en zijn eerste koe kostte 27,50 en dat zal geweest zijn in de
herfst van 1847.
En nu weer iets over onszelf.
Jan groeide voorspoedig op en wij begonnen er over te denken, weer met het culturele
leven mee te doen. Wij werden weer werkend lid van onze toneelvereniging. Dat was
echter gauwer gezegd dan gedaan, wantje kon het kind niet alleen laten. Een bejaarde
weduwe uit het dorp was echter geneigd, om voor een redelijke vergoeding op te
passen, of zoals het nu heet voor babysitter te fungeren. Zoals ik reeds eerder schreef,
speelden wij graag een stuk van Heijermans en wij beleefden gezellige
winterhalfjaren. Ja, het was wel eens een hele reis met slecht weer door het landpad
naar het dorp, maar als je jong bent, kan je wel een stootje hebben. Toch was het met
de gezondheidstoestand van Co wel eens niet te best. Tweemaal heeft ze geruime tijd
het bed moeten houden en ik ben wel eens bang geweest, dat ik haar zou verliezen.
Wij hadden wel eens hulp, maar wel eens niet ook en dan een zieke vrouw en een
kleine jongen, dan moest vader thuisblijven en van alles doen. Zo leerde ik eten koken
en een enkele keer, doe ik het nog wel eens. Ja, er wordt nu wel geklaagd, dat er
praktisch geen hulp te krijgen is, maar in die tijd was het ook al moeilijk. Manlijke
arbeidskrachten voor het bedrijf waren er toen altijd genoeg te krijgen.
De jaren 12 en 13 waren geen jaren van bijzondere winsten, maar de zaken gingen vrij
goed. In die tijd was het ook meer het doel een behoorlijk bestaan te hebben, dan om
grove winsten te maken. Nu zijn de mensen over het algemeen iets anders ingesteld.
Nog iets bijzonders over het jaar 1913. Toen werd op een terrein van Amsterdam-
Noord een grootscheepse tentoonstelling gehouden op het gebied van de scheepvaart,
de E.N.T.O.S. geheten. Wij zijn daar heen geweest met zwager en zuster K. de Boer en
Geertje Vel, omdat er 's middags nog wat anders te zien zou zijn. Jan Olieslagers, een
Belg, pionier van de luchtvaart, zou die middag bij goed weer vliegen en dat hadden
wij nog niet gezien. Nu, hij vloog, maar als je de tegenwoordige vliegmachines ziet en
je steltje dat ding weer voor de geest, dan zegje, hoe is het mogelijk geweest, dat die
eerste vliegers met zo'n wrak zootje de lucht in durfden gaan. Want dat hele ding was
niet anders dan een geraamte van latten en zeildoek met een motor er ingebouwd, 't
leek wel van een oude motorfiets en toch, hij vloog!
-22-