aan de kust van Guinea. Een aantal forten en 'posten' aan de Afrikaanse Goudkust (het
huidige Ghana) was nog steeds Nederlands bezit en getooid met de Hollandse vlag.
Dat bezit moest behouden blijven, ook al stelde onze handel daar al lange tijd weinig
of niets meer voor. De slavenhandel was in 1807 officieel afgeschaft en de illegale
handel moest bestreden worden, maar dat bracht niets op, integendeel, kostte alleen
maar geld. Onze hoofdvestiging was al sinds jaren Elmina, oftewel het
indrukwekkende kasteel St. George d'Elmina, nog eens extra beschermd door het
daarboven gelegen fort.
Het verblijf daar was niet alleen
nogal ongezellig -vrouwen liet
men in Holland - maar ook
uiterst ongezond. Tenminste voor
Europeanen. Het werd niet
voor niets 'het graf der blanken'
genoemd. Daendels had ook hier
allerlei plannen, o.a. om een weg
naar het binnenland aan te leggen
en de Engelse concurrentie de loef
af te steken, maar hij heeft bitter
weinig van zijn ideeën kunnen
verwerkelijken. Op 55-jarige leef
tijd legde hij in 1818 het loodje.
Naar verluidt zouden de Engelsen, die Elmina in 1872 van ons min of meer cadeau
kregen, het graf van Daendels goed hebben verzorgd. Ze hadden misschien respect
voor de keiharde ijzervreter of een zeker gevoel voor een stuk gemeenschappelijke
historie.
In Hattem bestaat tegenwoordig een Daendelsweg. Daar kon men kennelijk niet
omheen. Men mag wel aannemen dat Niedorp dat voorbeeld niet zal volgen.
Jan Keuken
Literatuur o.a.:
Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel IX
J. van Goor: De Nederlandse koloniën
P. van 't Veer: Daendels, maarschalk van Holland
E. van Vugt: Bloed aan de Klomp
J. van Hulzen: Onze Westindische geschiedenis
-21-
Het kasteel d'Elmina