Het levensverhaal van Piet Zwagerman VII
En netjes was het er af. Die Albion leverde goed werk. Nu maait zo'n machine nooit
beter dan dat hij nieuw is.
Nog een kleine nabeschouwing over het in gebruik komen van de maaimachine. Eerst
toen die oude machines van Rezelman en Koopman reeds versleten war en, is pas in het
begin van de 20e eeuw, de maaimachine in zwang gekomen. Zolang het maaien met de
zeis nog goedkoop was, hadden veel boeren er nog geen zin in. Het land lag er niet
voor klaar, de kop-enden open en dwarsgreppels in het land. Om het geschikt te maken
voor de machine kostte geld, arbeid en draineerbuizen, maar langzamerhand kwam het
toch in zwang. De boer is over het algemeen behoudend van aard en vooral in die tijd
waren ze er niet direct voor klaar wat nieuws aan te schaffen.
Maar de machine won het. In 1899 hadden wij nog een paar Drentse maaiers en nog
enige jaren hebben arbeiders uit de omgeving het gedaan. Toen schafte de familie
Langedijk er een aan. Ze hebben een paar jaren ook voor ons gemaaid, totdat dan in
1905 onze eigen machine in gebruik werd genomen. Het was een hele vooruitgang in
ons bedrijf, want zo'n heel stuk land kon je nu tegelijk hooien. Vader had enige jaren
tevoren een paardehark (Ranoomes) aangeschaft, zodat de hooitijd vlotter verliep.
Ja, en nu 1967 zijn ook alweer de paardenmaaimachines en de hooiharken afgeschaft.
Haast iedere boer heeft nu een trekker met maaibalk en zwadkeerder. Zo is er al weer
wat weg, wat een beetje glans gaf aan het boerenbestaan. De paarden zijn aan het
verdwijnen en vooral de laatste jaren zijn ze ontzettend in aantal verminderd. Het jaar
1905 was, wat het boerenland betr of, niet zo gelukkig, maar het was een nat jaar en
zodoende maakte het weidebedrijf het weer goed. Mijn broer Louw en ik werkten nu
beiden bij vader en moeder en soms hadden wij er nog een losse kracht bij. Het
bouwland aan het Paadje gaf veel werk en het was ver van huis. Wij hadden een druk
leven. Hij kaasden nog steeds zelf, maar de zaken gingen goed. Voor onze ouders was
het financieel een goede tijd. Ook 1906 was een gunstig jaar, wat droger dan het
voorgaande en het gaf een gunstige uitslag wat het bouwland betrof.
Het volgende jaar 1907 was weer geheel het tegenovergestelde, slecht weer, veel regen
en storm, een verregende zomer, zoals ons land dikwijls te zien geeft.
Door de dood van grootmoeder erfde vader (ik weet niet hoeveel) maar hij was in staat
de 2e hypotheek van f.3000,-- af te lossen. Dat was een hele verlichting voor onze
ouders, want dat was bloedgeld. Financieel begon het voor hen te dagen.
In de herfst van 1907 begonnen wij trouwplannen te krijgen en ons huwelijk is dan ook
in mei 1908 gesloten, maar voor ik met m'n verhaal verder ga, wil ik eerst nog wat
vertellen over een voorval vóór ons huwelijk.
't Was in het laatst van februari, dat mijn neef Jan Bakker een paar wagenvrachten
aardappelen moest leveren op het station Noord-Scharwoude. Ik zou meegaan en dan
gingen wij, als de aardappelen gelost waren naar het bos Scherpenheuvel, waar wij
twee parken hakhout zouden laden. Die hadden wij een week tevoren gekocht op de
houtveiling in dat bos. Wij hadden drie paarden en vier wagens en zouden de vrachten
zo verdelen, dat het ene paard een paar lichte vrachtjes kreeg. Nu was dat bos
-28-