-17-
Over bedreigde stolpen en het kind met het badwater.
Wie zo eens rondtoert in de omgeving en geniet van wat ons agrarisch landschap nog
te bieden heeft aan ruimte, afwisseling, historische structuren en aardige boerderijen,
zal opmerken, dat er hier en daar om raadselachtige redenen oude stolpen staan te
verloederen. Ze worden nog wel gebruikt als veestalling en opslagruimte, maar van
gedegen onderhoud of herstel is geen sprake. Dat valt vooral op aan het oude woon
gedeelte waar deuren, kozijnen en goten er meestal verveloos en armetierig bij staan
en de ramen je met donkere holle ogen aankijken of hier en daar zelfs provisorisch zijn
dichtgetimmerd.
De eigenaars wonen er vaak naast. Ze hebben in vroeger jaren vastgesteld dat de oude
boerderij niet meer het wooncomfort bood dat moeder de vrouw graag zag. Wat wil je
ook met een complete hooiberg in huis, een kudde koeien in de kost en riet op 't dak.
Aan stoffige ruimten dus geen gebrek. Om aan een praktisch en hygiënisch burgerhuis
te kunnen tippen moesten er veel te ingrijpende en dure verbouwingen plaats vinden.
I Daar kwam dan nog eens het kostbare onderhoud van de buitenboel bij.
Die stolpen waren onpraktisch en uit de tijd.
Sommige werden eenvoudig gesloopt en dan meestal vervangen door een grote schuur
van onderhoudsvriendelijk materiaal. Zo schreed de vooruitgang toch merkbaar voort.
Maar kijk, enige tijd later kwamen er eigenwijze mannekes uit de stad en zelfs uit
eigen dorp, die heel graag in zo'n markante stolp wilden wonen. Ze prezen de nog niet
verknalde raamindelingen uitbundig en bewonderden de ruimten die de boerin zo
opgelucht had achtergelaten. En wellicht vroegen ze de boer of hij al plannen had om
te stoppen. Wegens te beperkte vooruitzichten, zijn leeftijd, een gemeentelijk
uitbreidingsplan, of wat dan ook.
Zo veranderde een stolp van eigenaar. De nieuwe bewoner gooide er vervolgens een
zak geld tegen aan of ging zelf fanatiek met een meerjarenprogramma aan de slag.
De tijd dat de goegemeente zijn schouders ophaalde bij zoveel eigenwijze malligheid
ging voorbij. Een sprankelend nieuw verfje deed alle kritiek al gauw verstommen.
Nu, in deze tijd, is het verscheidene boeren duidelijk dat ze zich in het verleden op de
waarde van hun stolp hebben verkeken. Ze willen nu eigenlijk best verkopen, of des
noods verhuren na een behoorlijke investering. Of gewoon zelf terugkeren in het huis
der vaderen en hun aangrenzende burgerwoning maar aan anderen laten.
Helaas, er is een wetsregeling die het zogenaamde dichtslibben van het mooie open
agrarische gebied wil tegengaan door nieuwe bewoners de voet dwars te zetten. De
boer mag zijn vroegere woning wel weer betrekken of laten bewonen, maar dan moet
dat andere huis waarin hij nu zit eerst worden afgebroken..
Zijn zijn ouders bijvoorbeeld enige jaren geleden uit de boerderij vertrokken naar een
aanleunwoning, heel jammer, er is dan net te veel tijd verstreken om hun plaats nog
door anderen te laten innemen. Het blijkt er dan ook niets toe te doen of een aan
grenzende mooi opgeknapte arbeiderswoning er al even lang staat als de boerderij zelf.
Vaak speelt de milieuwetgeving hierbij ook nog een rol. Boerenbedrijven stinken af en
toe en ze werken wel eens met bestrijdingsmiddelen. Men dient er verre van te blijven.