-35-
oude vrijwilliger was tweemaal sergeant geweest en twee keer gedegradeerd wegens
herhaaldelijke dronkenschap. Eigenlijk een beklagenswaardige, oude man.
Nog verkochten wij bier, cider en spuitwater, maar het was januari, dus dat werd niet
veel gebruikt Spuitwater en cider zat toen nog in een kogelflesje en laat er nu een uit
elkaar springen, toen wij toevallig alle drie achter de toonbank stonden. Het flesje
stond op de hoogste plank achter ons en de scherven vlogen over ons heen, de zaak in.
Maar 't was 's morgens net dat de soldaten weg waren, zodat niemand gewond werd.
Zo zie je, dat zelf een kastelein in levensgevaar kan raken.
Van 4 maart 1904 tot 29 januari 1905 was ik dus weggeweest en de volgende dag
stond het werk al weer op mij te wachten. Broer Dick had de kaas gemaakt en vader
had voor één jaar een vaste arbeider aangenomen, 't Was Pieter Jongejan, de vader van
Willem, die afgekeurd was. Hij was al een man op jaren en na z'n vaste verbintenis
heeft hij nog vaak bij ons gewerkt. Louw kwam weer thuis en dat was wel goed ook,
want de 3,23 ha. bouwland, die de kolonisten van vader huurden, kregen wij zelf weer
in handen, zodat het aanpakken was geblazen. De kolonisten hadden nu hun eigen
bedrijf aan de Westerweg, ruim 6 ha. Ze bezaten twee beste zwarte paarden, die bij
ons 's zomers in de wei liepen en wij gebruikten ze samen.
Voor moeder en vader waren de geldzorgen verdwenen. De prijzen van vlees, kaas en
landbouwprodukten haalden iets aan, hoewel voor sommige produkten de prijs toch
belachelijk laag was. Zo hadden wij in 1905, 60,1 mud haver geteeld en wat we niet
voor de paarden nodig hadden werd verkocht voor f.2,50 het mud (50 kg.). Onze
buurman C.Oud, vrachtrijder op Hoorn, kocht alle weken voor zijn paard een mud
voor één rijksdaalder. Maar alles was toen goedkoop. Je zou ook kunnen zeggen, de
Nederlandse gulden stond hoog. De vaste arbeiders verdienden tot plm. 8 a 9 gulden in
de week. Ook niet veel!
De avond van m'n thuiskomst ging ik natuurlijk ook naar m'n meisje en Co was heel
blij, dat het er op zat. Voor mij en zodoende ook voor haar.
Ja, dat heb ik nog niet verteld, maar reeds een jaar of drie reden wij fiets. Eerst kocht
vader er één, maar ja, je kon er niet tegelijk op rijden, zodoende kochten Dick en Louw
er een voor zichzelf en kreeg ik die eerste, 't Was een Duitse fiets, heel sterk, maar niet
licht rijdend, uit de fabriek van Bobolts en Biele te Berlijn, naam Gazelle. Later fietste
Co ook, zodat we met elkaar een tochtje konden maken. Ja, het rijwiel heeft ook veel
bijgedragen aan de ontwikkeling van het platteland uit zijn isolement. De jongelui
waren niet meer zo gedwongen thuis te blijven, maar konden de runnik op, zoals een
echte West Friese uitdrukking zegt. Een paar jongelui van ons dorp (wat ouder dan ik)
reden zelfs op een zondag heen en terug naar Den Haag. Zeker een hele tocht in die
tijd over veelal slechte wegen. Mijn eerste werk op maandag 1 februari was voerbieten
halen van het bouwland aan het paadje, dat de kolonisten van vader huurden. Vader
had die bieten van hen gekocht. Ze lagen daar ingekuild en er werd toen net begonnen
met de bouw van het klooster op de hoek Ooievaarsweg-Paadje. Voor m'n ogen heb ik
dat bouwwerk zien groeien en voltooien. Twee zomers is er aan gewerkt. En als je dan