onwillekeurig weer aan de familie Blokker met hun kruidenierswinkel. Vader Blokker was 'aanspreker' van de begrafenisvereniging. Bij sterfgevallen hulde hij zich in een zwart pak met tressen en zette hij een hoge hoed op. Hij zag er indrukwekkend uit. Hij belde bij alle huizen aan om op gedragen toon mee te delen wie er gestorven was. Hij begon steevast met: 'Heden is overleden in de ouderdom vanAlle lettergrepen werden extra beklemtoond. Niet alleen zijn gang door het dorp maakte indruk op me. De begrafenisstoet enkele dagen nadien werkte eveneens diep op me in. De zwarte koets met zwarte paarden ervoor, de in het zwart gehulde dragers er omheen, de stemmig geklede mensen erachter lopend, maakten de dood voor mij tot iets heel ergs, iets heel droevigs. Helemaal als het om jonge mensen ging, wat vroeger nog al eens voorkwam. Het luiden van de kerkklokken deed er nog een schepje boven op. Als ik er nu aan denk dringen de beelden zich weer aan me op. Terugkomend op de Blokkers moet ik nog even aandacht besteden aan de plee boven de sloot. Veel mensen hadden toen geen wc in huis, ze hadden een plee. De Blokkers hadden geen gewone plee, maar een 'duoplee', wat betekende dat je in hetzelfde hokje twee zitplaatsen had, een hoge voor de grote mensen en een lage voor de kinderen. Je zat op een rond gat, normaal afgedekt door een deksel. Het toiletpapier bestond uit stukken krant geregen aan een touwtje, 's Winters, als het vroor, kon het heel fris aan de billen zijn. Omdat wij thuis een wc hadden vond ik de plee iets heel bijzonders en natuurlijk veel leuker. Toen ik wat ouder werd mocht ik vaak helpen in de winkel. Naast ons woonde Chris Koops. Hij had een smederij, verhuurde auto's, had een studio van de radiodistributie en misschien nog wel meer bezigheden. Hij kon zich regelmatig verschrikkelijk kwaad maken en kon dan, ondanks zijn gereformeerde afkomst, ontzettend tekeer gaan. Hij kon vloeken als geen ander. Het woord radiodistributie verdient wat meer uitleg. De meeste mensen hadden vroeger geen echt radiotoestel. In de meeste huizen trof je een ontvanger aan met de mogelijkheid om slechts enkele zenders op te vangen. Vanuit de studio bij Koops was er soms een uurtje verzoekprogramma. Je kon plaatjes aanvragen. Moeder Koops draaide ze en verzorgde het bijbehorende commentaar. Aan de andere kant van ons huis, enkele huizen verder, woonde Maarten Olie, de schilder, met naar ik dacht twee vrouwen. Zijn werkplaats had een lemen vloer. Het rook er naar stopverf, verf, olie, terpentine, en meer van die zaken. Soms kreeg ik een stukje stopverf van hem. Alhoewel ik er eigenlijk niets mee kon was ik er heel blij mee. Als hij ergens in het dorp een ruitje in moest zetten reed hij op de fiets met een houten raam met het ruitje daarin op zijn rug. Dat kon, want grote ruiten waren er toen nog niet. Naast hem woonde Hans Dekker, de schoenmaker. Schuin tegenover had je de gebroeders Willem en Piet de Heer, algemeen aangeduid als Kwik en Kwak. De ene broer was lang, de andere klein en gebocheld. Het waren timmerlieden met een heel eigen spraakgebruik. Ze herhaalden steeds wat de ander zei. 'Effe een spoikertje angeve', zei de een bijvoorbeeld, waarop de ander dan zei: 'Effe 'n spoikertje angeve.' Ze hielden van stevig werk, waarbij zware planken en flinke spijkers gebruikt werden. Karakteristiek was de manier waarop ze op karwei gingen. Ze hadden een platte kar met hoge houten wielen met ijzeren banden er omheen. Een lange boom diende om de -16-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1998 | | pagina 17