31 die rol speelde de oude Louis. Op het laatst scheurde hij z'n kleren van 't lijfin een woede-aanval. Hij deed het bewonderingswaardig, maar mooi kon ik het niet vinden, daar was het te lelijk voor. En nu over de gevangenschap. Wij marcheerden met z'n achten vanaf het gebouw, waar de krijgsraad was gehouden naar de ronde gevangenis in Haarlem. Ze noemden dat ding "de koepel" en hij stond buiten de stad. Nu niet meer, deze zomer ben ik er nog langs gegaan op de feestdag van de bejaarden van N.Niedorp. Onder geleide gingen wij, want we mochten de benen eens nemen. Dat hadden we toch niet gedaan, want we waren blij, dat er een eind aan de zaak kwam. Die gevangenis was toen gloednieuw en geheel ingericht als cellulaire strafgevangenis. In die tijd was gevangenisstraf altijd eenzame opsluiting. En zo zaten wij dan na een half uur ongeveer, ieder in een cel en wij hebben elkaar in die zestig dagen niet meer gezien; 16 augustus gingen wij er in en 15 oktober er weer uit. 't Was een onmenselijke straf voor jongens van 19 of 20 jaar, maar we hadden het maar uit te zitten. Zo'n ronde gevangenis heeft een glazen dak, een koepeldak, zodat het binnenste een lege, open ruimte is. De cellen zijn langs de buitenkant, 60 in de gehele cirkel. Vier ijzeren wenteltrappen voeren omhoog, boven de begane grond cellen nog drie lagen en tussen twee trappen 15 cellen. Langs de cellen een balkon met balustrade, ook van ijzer, elke cel een ijzeren deur met een klein luikje erin, naar binnen openslaand, dat dan horizontaal blijft staan en waarop de gevangene z'n eten en drinken krijgt. Dat was in die tijd 's morgens een stuk roggebrood met een beker (van blik) water en melk p/m 5 op 1 denk ik en kokend heet. 's Middags warm eten. Maandag snert, dinsdag aardappelstamppot, woensdag bruine bonen, donderdag snert, vrijdag weer aardappelstamp en zaterdag gort met hele slechte stroop en 's zondags soep, dikke soep, niet gekookt met vermicelli of rijst maar met gort. 't Smaakte heel goed, beter dan je zou denken en het was de enige keer, dat we een heel miniem stukje vlees kregen, een schijfje maar, de andere dagen waren we vegetariër. En dat ging zeker zomer en winter zo door, want in die zestig dagen is het onveranderd gebleven. Ik moet zeggen, het was eenvoudige kost, maar het was lekkerder dan het eten in Den Helder. In de Haarlemse kazerne was het trouwens ook veel beter. De keuken in de gevangenis was bepaald goed ingericht en de kok verstond z'n vak. Maar de kost van zaterdag, die gort, daar heb ik nooit aan kunnen wennen en die stroop bah! Ik at er niet veel meer dan de helft van op. De andere dagen at ik mijn etensblikje schoon leeg met de houten lepel, die wij in de cel hadden. Ja, het was hotel de "houten lepel" zoals toen de geijkte naam was. Mes of vork kregen wij niet, je kon ook best alles binnen krijgen met dat houten geval, 's Avonds kregen we weer een homp roggebrood en dan met de blikken beker vol kokende koffie, of wat daar voor doorging. Dat overschakelen van tarwe op roggebrood was een ellende. Maagzuur, oprispingen waren de gevolgen. Op de duur scheen het wel te wennen, maar tegenwoordig is het roggebrood toch afgeschaft. Al met al was het daar geen eerste klas restaurant. In de cel had je een klein houten tafeltje aan de zijmuur bevestigd. Een driepoot om op te zitten en die driepoot was met een solide ijzeren ketting in de cementen vloer bevestigd. Zodat je een binnenkomende cipier er geen klap mee op z'n kop kon geven. Voor ons was dat niet nodig, maar het was toch wel goed doordacht, want die driepoot was van heel zwaar hout en dus een geducht wapen in handen van iemand, die kwaad wilde. Verder was er aan de andere zijmuur het bed bevestigd. Overdag was het tegen de muur opgeklapt en

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1997 | | pagina 32