29 jongen was hij, sprak zwaar Amsterdams en iedereen mocht hem graag. Zo bleven wij met z'n achten over, die de brutaliteit hadden gehad, dienst te weigeren aan een officier. Dienstweigering in vereniging, 't Was zo erg als het kon en ik begreep wel, dat wij er zwaar voor zouden moeten boeten. Toch was ik blij, dat ik geweigerd had. Het is het enige ogenblik geweest als soldaat, dat ik me mens voelde. Ja, die mooie luitenant (want 't was een bijzondere knappe kerel) stond daar te schreeuwen en het gaf hem niets. Hoe moet hij zich gevoeld hebben? En dat was dezelfde luitenant, die ik in de nacht van 5 op 6 juli, toen ik patrouille liep, naar huis zag gaan, met aan z'n arm een Helderse prostituee. Hij was zeker wel niet nuchter, toen hij dat deed. Het was toen twee uur in de nacht. En zo'n man gelastte je, varkensvoer te gaan klaarmaken. Dat is dienst! Hoe het verder ging? Wel wij werden direct in arrest gesteld en verhuisden naar tweepersoons cellen aan weerszijden van de Erfprinspoort. In de één drie, in de ander vijf. Daar hebben wij drie dagen en drie nachten doorgebracht. Wij kregen 's nachts onze strozak en dekens. Een half uur per dag werden wij gelucht en konden wij ons wassen in de kazerne. De kameraden wisten ons al gauw een spel kaarten in de handen te spelen, zodat wij wat af leiding hadden. Geen boek, geen werk, geen tafel, geen stoelen, enkel twee grote houten britsen, waarop 's nachts onze strozak, zodat wij goed konden slapen. En wij kregen best te eten, daar werd voor gezorgd. Die oude aardappelen zijn 's avonds wel zogenaamd geschild, maar de volgende ochtend kwamen er nieuwe. En de kok zorgde er voor, dat er op ons portie aardappelen en groente een goed stukje vlees lag, maar onder de aardappelen ook één. Dat was toch altijd de gewoonte voor provoost-arrestanten. Zo hadden wij het niet al te slecht; 't was midden in de zomer (1904 was een mooi jaar) en 't was best uit te houden in dat stenen gewelf. Onze gewone kamer was toch ook zo'n hok. Ook op de 10e compagnie in Erfprins en op de 8e op Kijkduin wilden de jongen die zelfde avond niet jassen, maar daar is het niet op de spits gedreven. Na overleg zijn de piepers daar nog wel zogenaamd geschild, maar met de belofte er bij, dat er de volgende morgen nieuwe zouden komen. Daar is dit incident dus in vrede verlopen. Zij waren gelukkiger dan wij. Op de eerste morgen dat wij onder geleide van een sergeant met twee gewapende manschappen (ze hadden de bajonet op het geweer) naar de waszaal gingen, hield onze compagniecommandant Jonkheer Alewijn mij staande. Hij zei, Zwagerman, het spijt mij, dat je hieraan ook meegedaan hebt. Je kijkt iedereen zo vrij en ongedwongen in de ogen, of, zei hij, is dat brutaliteit? Wat in geantwoord heb, weet ik niet meer, maat het is de enige blijk van sympathie, dat ik van een van de heren heb ondervonden. Na drie dagen kwamen wij voor de raad van informatie, een stelletje officieren van ander compagnieën, 't Was in de officiers kantine van het fort Erfprins. Na verhoor van ons en van de getuigen, werden wij uit de provoost ontslagen. Luitenant Jitta was er niet bij aanwezig. Wij moesten weer gewoon dienst doen, maar hadden arrest, 's avonds niet van de kamer. Nog een keer voor die raad en 22 juli gingen wij onder geleide van een sergeant naar de infanteriekazerne in Haarlem. Daar werden wij onderdak gebracht, totdat wij voor de krijgsraad moesten verschijnen. Onze mars naar het station werd een mooie vertoning, want wij moesten ons hele hebben en houden meenemen en in onze ransels pakken. Dat ging slecht,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1997 | | pagina 30