Kok, toen van Theunis Nieuwboer en later van Sieswerda en Van Eden. Die richtten n.1. een
Franse cursus op. Sieswerda nam de beginnenden en de onderwijzer Van Eden (hoofd in de
Moerbeek en bezitter van de Franse acte L.O.) kreeg hen, die al wat Frans geleerd hadden.
Daar was ik bij. Wij waren al aardig gevorderd, toen Van Eden er mee op hield. Elet speet me
erg; ik kon een Frans leesboek voor de leerlingen van 12 a 13 jaar vlot lezen en als het nog
even door was gegaan, had ik een Frans boek kunnen lezen en het bij kunnen houden. Toch
heb ik er veel aan gehad.
In de meeste toneelstukken komt wel eens een Franse uitdrukking voor en ik was de enige bij
de toneelclub, die de uitspraak van die taal machtig was.
In de jaren van het begin van de 20e eeuw, kwam de liefde in mijn leven. Toen ik een jongen
van een jaar of veertien, vijftien was moest ik op een zondagmorgen naar het land aan het
Paadje om de schapen en lammeren te tellen en te zien, of alles in orde was.
Ik ging het landpad over (fiets hadden wij nog niet). En op dat land liep een meisje van een jaar
of twaalf heen en weer te drentelen, schijnbaar te wachten op iemand. Dat was ook zo, want
toen ik terugkwam waren er twee, die richting Langereis gingen. Nog nooit had ik zo'n knap,
lief meisje gezien, als die eerste dan. De ander was nog enige jaren jonger. Wij groetten elkaar
en wat wel heel vreemd was, ik kende ze geen van beiden en ik zag haar nooit weer, hoewel ze
toen in N.Niedorp de naaischool bezocht.
Maar ja, ik was van school af en het werk was op het land of op de boerderij. Hoe dan ook, wij
zagen elkaar niet weer tot op de Pinksterkermis van 1902. Ik was toen 17 jaar. Wij maakten
toen kennis met elkaar en die kennismaking heeft geleid tot ons huwelijk in 1908. In die eerste
jaren zijn wij beiden nog wel eens met een ander uitgeweest, maar reeds in 1904, toen ik
soldaat moest worden, hadden wij vaste verkering (waren wij verloofd, zoals het nu heet). Ze
was de jongste dochter van Jan Vel en Maartje Wit. Ook het jongste kind, want haar drie
zusters en twee broers waren allen ouder.
Ze woonden aan de Langereis, gem. N.Niedorp en hun boerderij stond vrij wel recht tegenover
de onze, als je richting Langereis keer. Het ene stuk grasland van ons aan het Paadje grensde
zelfs (hoewel heel achteraan) aan een stuk grasland, dat Jan Vel huurde van Kees Over (arme
Kees geheten) omdat hij wel een paar ton bezat. Jan Vel had ik wel eens gesproken, maar dat
hij mijn schoonvader zou worden, had ik toen niet kunnen denken.
Terwijl ik dit schrijf (juni 1965) is er van mijn vrouw (Co zal ik haar voortaan noemen) nog één
zuster in leven, Dieuwertje Vel, weduwe van Gerrit Bakker. Ze is nu 85 jaar en is sedert mei
van het vorige jaar in het gloednieuwe bejaardentehuis in Noord-Scharwoude.
Laatst ben ik nog op de fiets naar Oudkarspel en Noord Scharwoude toe geweest. In de winter
ga ik niet, dan is het mij te koud en is het veelal te winderig. Misschien ga ik deze zomer nog
wel een paar keren. In beide tehuizen wonen oude kennissen van mij. Verleden zomer is in
Buitenzorg mijn oude kameraad Klaas Kos overleden in de ouderdom van 80 jaren. Bij z'n
begrafenis heb ik een afscheidswoord gesproken.
Als stationschef van het station Noord Scharwoude is hij gepensioneerd en als stationsarbeider
was hij bij de maatschappij in dienst gekomen. Hij heeft zich op weten te werken en niet door
z'n ellebogen of pluimstrijkerij. Hij was een self-made man, die maar amper genoeg lager
onderwijs had genoten. Maar door eigen willen, eigen kunnen heeft hij zich die positie weten te
verwerven. In z'n vrije tijd, dikwijls in de nacht, leerde hij van een vriend telegraferen en dat
29