1
Een klein rondje Kostverloren polder.
Over oude beetsen en ander water.
't Belooft een mooie avond te worden en een klein fietstochtje zou een mens goed doen. Iets
in noordelijke richting? En dan maar tegelijk een artikeltje voor ons blad? Vooruit met de geit.
Een rondje in die oude Cost Verlooren Polder of wat daar nog van over is. Daar moet nog wel
iets interessants over te melden zijn, al waren het maar een paar kanttekeningen bij allerlei
kronkels in wateren en wegen die gelukkig nog niet helemaal zijn weggepoetst. We beginnen
bij de zogenaamde Voorstoot, al heel lang boezemwater, maar ook onderdeel van de vroegere
ringsloot om de polder en dat is wat minder bekend. Een lage kade naar binnen gericht, een
hoge aan de buitenkant: Laagzijde en Hoogzijde, alsof het zo hoort. Nog niet zo lang geleden
zag men het Waterschap voorzichtig bezig om hier en daar een nauwelijks zichtbare binnenka-
de in het dorp een ietsje op te hogen. Er werd wat grond gestort in enkele voortuinen. Een heel
vreemd gezicht, alsof er ineens overstromingen dreigden. Overigens is het haast wel zeker dat
bij de inpoldering van Kostverloren polder de Dorpssloot al lang en breed aanwezig was, de
Hoogzijde al betrekkelijk hoog was en de ringvaart aan de westkant van de polder vermoede
lijk nog gegraven moest worden getuige de latere naam Nieuwe Sloot. Die mooie ringsloot
was dus eigenlijk een beetje toeval.
De polder zal hier wel één van de eerste inpolderingen geweest zijn, een nooddruftige poging
om zo omstreeks 1500 de landerijen noordelijk van het dorp uit de nattigheid te halen. Dat het
hier langzamerhand een nauwelijks bewoonbaar gebied was geworden kan worden opgemaakt
uit enkele verslagen uit die tijd. De 'Enqueste' uit 1494 en de 'Informacie' van 1514. Het waren
beide serieus bedoelde onderzoeken naar de bestaansmiddelen van de bevolking om te zien hoe
ver men eigenlijk nog kon gaan met het opleggen van belastingen. De opstand van het Kaas-
en broodvolk in 1491-1492, waarin Nieuwe Niedorp een zekere hoofdrol speelde (zie Infoblad
19) lag nog vers in het geheugen en gaf wellicht de aanzet tot het eerste onderzoek. Het
drassige land bracht buitengewoon weinig op. Over landbouw viel op de meeste plekken
helemaal niet te praten. Veeteelt mondjesmaat. In het algemeen hield men slechts een paar
koetjes waarvoor de vrouwen waarschijnlijk de zorg droegen. Althans, dat is de indruk die er
wordt gewekt. Een groot deel van het jaar zal men de beesten hooi hebben moeten voeren van
weidegronden waarop niet of nauwelijks meer gegraasd kon worden en die eigenlijk alleen nog
maar tot hooiland konden dienen.
Zo bouwde men dan de molen in de buurt van de Rijd die uiteindelijk zo'n 370 hectare tot
polder zou maken en helaas de geldschieters arm. Alleen een zeer klein groepje min of meer
bemiddelde boeren zullen zo'n inpoldering voor hun rekening hebben kunnen nemen. Voor de
anderen die toch al met allerhande werkzaamheden de kost verdienden, visserij, vogelarij en
wat zich maar voor deed, was er in elk geval werk aan de winkel. De naam Cost Verlooren,
die men in Holland trouwens wel vaker tegenkomt, zegt veel over het tegenvallend resultaat
maar niets over wat er allemaal verkeerd is gegaan. Daar moeten we naar raden. Misschien had
de molen te weinig capaciteit, waren de venige kaden voortdurend aan het verzakken, brach
ten de landerijen voornamelijk onuitroeibaar onkruid op. Dan valt te denken aan het beruchte
heermoes oftewel akkerpest, een paardestaartachtige die hier vroeger unjer genoemd werd.
Het is m.i. niet zo waarschijnlijk, dat de polder en de molen hun naam te danken hebben gehad
aan alle vergeefse moeite die aan de inpoldering vooraf ging. (Historie van de Niedorpen en
Winkel)
Maar we zouden een tochtje maken. We gaan richting oude raadhuis.