kroningsfeesten gehouden, ook in ons dorp natuurlijk. Een erepoort met vetpotjes (electrisch licht was er nog niet) werd opgericht voor de kerk. Optochten en volksspelen overal, hoewel de inkomsten van de meeste boerengemeenten zo klein waren, dat er ten algemene nutte nooit geld was. Maar voor de kroningsfeesten werd wel een greep uit de gemeentekas gedaan en dat stond vele, niet koningsgezinden, slecht aan. Op de ereboog werd 's nachts een groot stuk bordpapier gespijkerd met de oproep "oranjeschreeuwers gevraagd, kwartje per uur. De politie erbij om het er weer af te halen en de stemming werd slecht. Toch verliepen deze feesten op N.Niedorp nog vrij kalm. Dat in tegenstelling met Zuid-Scharwoude, waar de glazen werden ingegooid, bij iemand die niet wilde vlaggen met de feestelijkheden. In N.Niedorp waren toen ook veel aanhangers van het geweldloze verzet tegen de heersende toestanden en in 1902 werd hier een vereniging gesticht, "het federatieve fonds". Leden waren mijn broer Dirk, Dirk Kruit, Aafje Langedijk en Maarten Koorn. Zij kochten een oude boerderij aan het westeinde van het dorp. Zij huurden van vader één van de twee stukken land aan het Paadje, groot 3,23 ha. Ze maakten er bouwland van en driejaren 1902, 1903 en 1904 is dit hun broodwinning geweest. Waarom ik dit allemaal vertel? Wel, op mijn leven had dit alles grote invloed. Dirk ging zodoende het huis uit en Aaltje kwam uit Medemblik weer in N.Niedorp, maar naar de "kolonie" zoals die stichting weldra genoemd werd en die naam is gebleven tot de ontbinding, zo'n 50 jaar later. De kolonisten begonnen in armoedige omstandigheden. Ze hadden in het begin niet eens paard en rijtuig, maar gebruikten de paarden van vader en van de boer Jan Kruit (de vader van Dirk). Bij dat scheuren van het grasland was ik ook behulpzaam, leerde ploegen en de drie manlijke kolonisten hielpen ons dan weer met de hooibouw en soms ook wel bij andere werkzaamheden. Doordat Dirk voor z'n eigen ging werken, kwam, hoe jong ik ook was, veel op mijn schouders te drukken. Inmiddels had ik de kaasfabricatie geleerd en jaren lang, tot de herfst van 1907, heb ik thuis de kaas gemaakt. Toen kon vader als lid in de fabriek komen en het zelfkazen behoorde tot het verleden zoals bij zovelen. De stichting van de "kolonie" had ook voor mijn ouders belangrijke gevolgen. Ten eerste ontvingen zij voor het stuk land, een voor die tijd vrij hoge huur en de eerste jaren hadden de kolonisten ons paard in gebruik, maar later kochten zij er zelf twee en vader kon z'n oude paard verkopen, want die twee liepen in de zomer bij ons in 't land en wij gebruikten ze samen. In 1904 kochten de kolonisten, geholpen door anderen, die veel geld bezaten en hun ideeën waren toegedaan, een boerderij met 6 V2 ha. land aan de Westerweg en daar gingen zij toen hun bedrijf uitoefenen. Zo kreeg vader in 1905 zijn bouwland weer terug. In de volgende drie jaren hebben wij dat zelf weer gebruikt tot 1908, toen ik trouwde. Maar daarover later. Eerst nog, hoe het mij verging in de jaren tot 1904, toen ik soldaat moest worden. In mijn schooljaren was ik geen sterke jongen; ik was gevoelig voor kouvatten en had dan last van m'n maag. Maar nadat ik zo'n 14-15 jaar was geworden, werd dat allengs beter. Het leven in de buitenlucht had een goede uitwerking op mij en toen ik zeventien jaar was, had ik van dat steeds kouvatten geen last meer en werd ik een tamelijk sterke jongen. Dat was wel goed ook, want het boerenleven was hard, evenals nu nog. Lange dagen veelal en zwaar werk, maar er was toch nog tijd voor ontspanning. De geheelonthoudersvereniging richtte een toneelclub op, ik werd er lid van en vele jaren heeft die vereniging bestaan en na mijn huwelijk hebben mijn vrouw en ik meegespeeld. In m'n laatste schooljaar had ik wat Frans geleerd. Eerst van neef 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1997 | | pagina 29