10 Willem III Wilhelmina Wilhelmina (bezetting) België Leopold I Boudewijn Duitsland (Bondsrepubliek) Zweden Noorwegen Verenigde Staten De Vondst Naar de heer Bruin mij verzekerde, zijn alle munten door hem op het betreffende perceel gevonden. De munten die geslagen zijn voor het jaar 1900 komen overeen met de toenmalige circu latie. We hebben dan te maken met incidenteel verloren munten. Dat verloren gaan is een toevalsproces waarbij de munten van geringe waarde die in grote aantallen zijn geslagen de grootste kans op voorkomen hebben. Hierbij speelt ook, dat men uiteraard minder munten van hoge waarde bezat en daar ook voorzichtiger mee omging. Permanente bewoning van een perceel leidt over het algemeen tot het verliezen van enige munten per generatie hier dus circa 33 munten in 10 generaties Over de munten die na het jaar 1900 zijn geslagen valt minder te zeggen. Zeker de na-oorlogse exemplaren doen vermoeden, dat ze niet zo zeer zijn verloren, maar weggegooid. Numismatisch (muntkundig) standpunt. De munten van voor 1900 vormen een redelijke afspiegeling van de kopergeldcirculatie in Holland tussen 1600 en 1900. Wel moeten we in het oog houden, dat sommige munten 100 tot 200 jaar in circulatie bleven en zodoende ver na hun slagdatum verloren kunnen zijn. De oudste munt is een Fries oordje dat is geslagen tussen 1608 en 1616. Het ontbreken van een Westfriese duit en het ontbreken van laagwaardige imitaties uit Gronsveld, Stevensweert etc. valt op. Daarentegen passen de twee Duitse muntjes keurig in het beeld, juist deze 1/4 Stuber en de Frankfurtse Heller worden vaak in Nederland aangetroffen. De Zweedse munt is wat minder gewoon, maar zeker niet onbekend in Nederlandse vondsten. Zij werden door het publiek geaccepteerd. 1 cent 1883 1920 1931 1941 1942 zink 1948 2 centime 1845 20 frank 1980 1 Pfennig 1950 1 1950 10 1949 10 öre 1965 1969 1 1960 1 cent 1974 1975 99 55 99 99 99 99 95 55

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1997 | | pagina 11