- 24 - Onze zuiderburen; iets over ongeloof en dankbaarheid Op dezelfde dag, om precies te zijn de 15e april j.1., vielen er twee zeer verschillende berichten in de bus die beide te maken hadden met de Eerste Wereldoorlog. Er kwam een brief uit Brussel van een Franstalige Belg die alsnog in zijn beste Nederlands zijn dank wilde uiten voor de toenmalige opvang van zijn moeder.. En precies op deze dag -wat een merkwaardig toeval- verscheen in vrijwel alle dagbladen het bericht, dat de Nederlandse legerleiding na de vrede van 1918 serieus heeft overwogen om België aan te vallen.. De nodige militaire voorbereidingen voor een 'krachtige en snelle doorstoot tot Brussel' zouden zelfs al gedeeltelijk getroffen zijn. Je gelooft je ogen niet. De reden was, dat onze zuiderburen ernst maakten met een claim op zowel Zeeuws-Vlaanderen als delen van Limburg om in het vervolg de Belgische grenzen beter te kunnen verdedigen. Ze zouden er vast op gerekend hebben dat de geallieerden hiermee volledig instemden bij de vredesbesprekingen in Ver- sailles. Gelukkig bleek dat niet het geval en moesten onze strijdlustige ijzervreters terug naar af. Om terug te komen op de Eerste Wereldoorlog zelf: Nederland was neutraal en dus het aangewezen toevluchtsoord voor de honderdduizenden Belgen die in 1914 hun biezen pakten om aan het oorlogsgeweld te ontkomen. Aanvankelijk vnl. naar Brabant en Limburg en bij de val van Antwerpen ook naar Zeeland en verder de noordel ij ker delen van ons land. Het aantal vluchtelingen liep zelfs op tot ca. een miljoen. Tegen het einde van 1914 was echter het grootste deel weer naar huis teruggekeerd en verbleven er hier nog zo'n 125.000. Twee jaar later was dat afgenomen tot ongeveer 80.000. De regering stelde natuurlijk ruimhartig gratis treinkaartjes ter beschikking om bij de repatriëring te helpen. Voor de men sen die hier bleven werd een dagelijkse vergoeding gegeven van 35 cent, voor kinderen 20 cent. Van een enkeling die in onze gemeente was ondergebracht ken nen we nog de naam, zoals bijv. de broers Jan en Felix Rossen- backer. De één was meubelmaker, de ander beeldhouwer. Ze vonden werk en onderdak bij de idealistische werkgemeen schap De Kolonie. Eén van hen keerde op een bepaald moment terug naar zijn vaderland, de ander durfde dat niet omdat hij uit het Belgische leger gedeserteerd was en dus straf ver wachtte Bovengenoemde brief wil ik hier nu voor de aardigheid weer geven. Niet zozeer in de verwachting dat er wel iemand rea geert, daar lijkt het me wat laat voor, maar meer als een klein historisch document. Brussel 10 april 1996 Beste Heer, Ik ben Beige en Franstalig. Mijn moeder heeft In Nieuwe Nie- dorp geleven, van 1914 tot (dach ik) 1919 en dan in Alkmaar als vluchtelinge.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1996 | | pagina 25