- 28 -
eens wild toe. Daar stond het biljart, omdat er in de herberg
gedanst werd en het was de gewoonte, dat, als er een partij
gespeeld was, er werd opgeklopt. Dat ging zo, de puntenteller
(markeur)die in dienst was van de kastelein, riep: partij!,
als het vorige uit was en dan boden de liefhebbers tegen el
kaar op, 10, 15, 20, 23, soms tot 40 toe. Dat wilde zeggen dat
de hoogste bieder bereid was, om te biljarten om 40 borrels.
Als er dan iemand was, die de partij met hem wilde spelen,
gingen ze aan de gang en anders, als er geen liefhebbers waren
voor zo'n hoge inzet, dan werd er weer afgeslagen door de
markeur. Totdat er een was, die riep ja!. Je begrijpt wel, dat
het biljarten om zoveel borrels nu niet wilde zeggen, dat de
winnaar ze ging opdrinken. Neen zo gek waren ze toch niet. De
winnaar kreeg zoveel kaartjes als er om borrels gespeeld werd
en hij kon die aan zijn vrienden uitdelen of verkopen, in de
regel voor 2 voor een dubbeltje, want een dubbeltje was toen
de prijs voor een gelag. Je begrijpt wel, dat er nog al eens
herrie kwam. De gemoederen, opgehitst door de drank en dan de
geschillen die er nog al eens zijn bij het biljarten, of een
stoot nu al dan niet raak is, waren vaak in staat ruzie te
veroorzaken. Ook de markeur had het soms hard te ver
antwoorden, als zijn beslissing niet naar de zin was van een
der spelers. In de regel was de markeur een mannetjesputter,
die de zaak in de hand hield. Maar toch heb ik wel eens
gezien, dat ze elkaar met de keu te lijf gingen. Ook kwam er
in die tijd wel eens een spel op de kermis, acrobaten,
gedresseerde honden enzen later wel eens de schouwburgtent
van gebroeders Schouten. Daarin werden behalve acrobatische
toeren ook tableaux-vivants vertoond en ook goochelen. Die
onderneming had veelal niet te klagen over te weinig belang
stelling. En als dan de kermis over was, waren er lege beurzen
en zieke en vermoeide mensen. Ook vader was dan heel vermoeid.
Niet van het kermishouden, maar van de drukte in de bakkerij
Alle drie dagen wilden de mensen toen vers brood hebben,
zodat er niet veel nachtrust overschoot voor de bakker. En
vader was niet sterk.
Hij had reeds lang klachten, moeheid, hoesten, koorts, nooit
voelde hij zich helemaal goed. Hij was onder behandeling van
dokter Boers uit Bovenkarspel en die zei ronduit tegen hem,
als je nog een tijdje wil leven, dan moet je uit de bakkerij
vandaan
Misschien waren wij daar nog wel blijven hangen als mijn oud
ste broer Dirk volop zin gehad had in het vak, maar dat was
niet zo. Hij was toen 17 jaar en een goede knecht voor zijn
vader en bakken wilde hij wel, maar aan venten had hij geen
zin. Vader had toen behalve de bakkerij, ook boerderij aan de
hand. Dat was toen heel gewoon. Veel bakkers in die tijd boer
den er een beetje bij. Vader deed dit reeds verscheidene
jaren, zelfs al, toen Dirk nog schoolging en vader een knecht
had. Het was geen eigen land, waar hij op boerde, maar los
land (om de Noord)dat door de Ned. Hervormde kerk om de vier
jaar verhuurd werd. Zes a zeven koeien hadden wij en ons huis
had ook hooiberging en koestallen, zoodat hier niet voor ge
bouwd behoefde te worden.