- 26 -
Zwagerman, die ook in het dorp, niet ver van ons af woonden.
Grootmoeder was een lief oud vrouwtje van ongeveer 7 0 jaar.
Ja, de mensen waren toen gauwer oud dan nu, want de kleren
waren stijf en ouderwets en dan was er nog iets, dat de mensen
vroeg oud maakten. Dat was het gebit. Daar werd niets aan ge
daan. Als de kies of tandpijn al te erg werd, dan ging men
naar de dokter, die het zieke geval er uittrok, en als de
mensen tegen de vijftig liepen, was er in de regel niet veel
meer over.
Kunstgebitten bestonden er misschien reeds, maar in de dorpen
werd er geen gebruik van gemaakt. Jaren later, toen wij reeds
lang in N.Niedorp waren, was er een rijke weduwe met een
kunstgebit en zij is jaren de enige geweest in ons dorp.
Ook was er toen een oude boer van omstreeks 80 jaren, die al
z'n tanden en kiezen nog had, al waren die laatsten dan ook zo
plat als een dubbeltje.
Maar laat ik weer naar Hoogkarspel terugkeren.
Zo'n dag naar grootmoeder, dat was nog weer eens iets anders
dan thuis, want bij grootmoeder kreeg je nog wel eens wat, dat
er thuis niet bij was met dat grote gezin.
Thuis aten wij nog al eens karnemelkse pap, lekker wel hoor,
maar wij kregen er stroop over en bij grootmoeder kaneelsui-
ker en dat vond ik heerlijk. En dan, ik was gek op haar, wij
allemaal. Op grootvader niet zo erg; hij was wel eens een
beetje brommig, maar ik kon het nog al goed met hem vinden.
Hij was 5 jaar ouder dan z'n vrouw. Zijn geboortejaar was
1817. Dat van grootmoeder 1822.
Hij had natuurlijk als alle kinderen uit een arbeidersgezin,
een harde jeugd gehad. Vroeg van school, als jongen van 11 a
12 jaar in dienst bij een rietdekker, later boerenknecht en
ook heeft hij wel los gewerkt, om de hoogste daghuur te
pikken. Hij heeft mij (in later jaren) wel eens verteld, dat
hij in het najaar mest strooide en slechtte voor een dubbel
tje de wagenvracht. Hij sloeg er 12 fijn en verdiende zo
f.1,20 per dag. Ik heb het als jonge kerel ook wel gedaan,
maar het was een heksentoer. Hij moet een zeer sterke, taaie
man geweest zijn, want hij was een harde werker, maar evengoed
is hij 98 jaar geworden. Een prestatie in die tijd! Hoewel er
toen nog geen sprake was van leerplicht in zijn schooljaren
1822-1828, had hij voor die tijd, goed onderwijs genoten. Hij
redde zich best met rekenen, schrijven en lezen. Aan
aardrijkskunde werd in die tijd op de lagere school vast niet
veel gedaan. Daar wist hij niet veel van. Maar hij wist wel,
hoeveel roeden er in een morgen gingen en hoeveel in een
bunder (hectare) Dat was 600 en 700 en daar was hij deksels
goed mee op de hoogte. Hij was geboren en opgegroeid in Twisk
en daar was de boerenbevolking niet arm en de gemeente moet
reeds een vrij goede school hebben bezeten. Dat goede
onderwijs kwam hem later uitstekend te pas, want na z'n
huwelijk vestigde hij zich in Hoogkarspel, en begon of nam van
een ander over een zoutnering. Hij schafte zich paard en wagen
aan en haalde het zout uit Medemblik, waar een zoutziederij
was. De boeren in West-Friesland kaasden toen nog allen zelf
en waren zodoende zijn vaste klanten. Toen ik een jaar of zes