- 31 -
Maar na enige tijd kwamen mijn vader en oom weer terug. Wanneer,
hoe en waarom weet ik niet.
In de winter kwamen er ook mensen langs om te vragen of er nog
iets te eten was. Oma liet altijd de aardappelen die over waren
staan. Ik kan het mij nog goed herinneren, dat er op een dag
een man kwam, in mijn ogen een echte heer, keurig in een zwart
pak en wit overhemd en een keurige stropdas om. Hij had het
erg koud en ging dicht bij de kachel zitten om zich te warmen.
Oma had inmiddels de grote ijzeren koekepan vol met aardappelen
op de kachel gezet om ze te warmen en te bakken hetgeen prima
ging op zo'n ouderwets kacheltje. Hij werd bloedheet en soms
ook roodgloeiend. Zo'n kacheltje heette Godin of Salamander,
geloof ik. Toen Oma de kamer uit was schoof die meneer z'n
stoel nog dichter naar de kachel, trok een witte zakdoek uit
zijn zak, deed hem als een slab tussen zijn boord en begon te
eten uit de pan op de kachel. Dat was onbegrijpelijk voor mij,
dat hij van die koude aardappelen ging zitten eten, en dat voor
zó'n heer, dat hij niet eens wachten kon totdat het eten warm
was
de oude gouwsloot achter het huis van opa en oma Ruig
Er waren ook nog aardige Duitsers. Op een dag kwamen ze met
z'n tweeen; naar ik later begreep kwamen ze voor de fiets van
Oma. Ik heb in mijn leven oma nog nooit zo kwaad gezien.
Ze stond heel hard tegen die jonge soldaten te schelden. Wat
ze wel dachten, haar fiets kregen ze nooit. Ze had een groot
gezin met ook kleine kinderen en moest zorgen dat er iedere
dag voldoende te eten was. Daarvoor had ze de fiets nodig.