- 31 - Ik denk, dat de huisjes van onze minder gefortuneerde voor vaderen als vissers en dagloners op de oevers van uitgestrekte wateren nogal eens last hadden van harde wind en nattigheid. De isolatie stelde natuurlijk weinig voor, het tochtte en het was klam en kil. Vandaar dus. Volgens Gerbrand zou het eigenlijk niet goed mogelijk moeten zijn, dat lang na de Hollandse machtovername in de 13e eeuw nog Friese plaatsnamen ontstonden. Hij verwijst hierbij naar het late opdoemen van Colhorn in 1573. Ik denk, dat dat niet zo veel zegt. Bij het leggen van de grote inlaagdijk in 1334 werd er een zeer opvallende landpunt gerealiseerd die niet lang onbenoemd kon blijven. Alle opvallende punten en inhammen droegen namen omdat anders het zeevarend volk zich niet behoorlijk kon orienteren. De naam Colhorn is vast en zeker ouder dan 1573 en lijkt be dacht door al of niet tijdelijke bewoners. Overigens hoeven we er niet aan te twijfelen, dat het Fries hier na de overgave aan het Hollandse gravenhuis nog heel lang de gewone voertaal zal zijn gebleven. Zo omstreeks 1550 blijkt de positie van de Friese schippers langs de hele kust tot ver in de Oostzee buitengewoon sterk. Ze komen uit de zuidoosthoek van Friesland, Hindeloopen, Molk- werum, maar vooral uit Staveren. Juist in deze periode verschijnt de naam Colhorn op papier als lig- en overslagplaats voor een aantal zogenaamde rijnschepen. Deze handelsschepen zijn 't bezit van enkele Schagense patri ciërs en dienen winstgevend heen en weer te varen naar Deven ter en andere plaatsen aan de andere kant van de Zuiderzee. Het past eigenlijk bij het algemene beeld als men daarvoor Friese schippers zou hebben ingezet. Hoe dan ook, er zal omstreeks 1573 geen enkele behoefte ge voeld worden om een al bestaand Colhorn nog te verhollandsen. Jan Keuken WAtlT kaartfragm. Wogmeer, Albert Schut «N

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1994 | | pagina 32