- 20 - Deze kerk noemde men ter onderscheiding van de andere hier ter plaatse gebouwde kerken de 'kruiskerk'. Een bewijs voor dat hergebruik van de tufsteen zou kunnen zijn dat in het koor van de kruiskerk, waarvan met de bouw begon nen werd omstreeks 1350, zo'n 25 jaar voor dat de tufstenen werd afgebroken, geen tufstenen lagen voorkwamen. Met de spreuk in het hoofd "gooi geen oude schoenen weg, voordat je nieuwe hebt" bouwden ze in 1350 achter de tuf stenen kerk het koor van de kruiskerk wat even groot was als de oude kerk, droegen op een goede dag met pracht en praal het heiligste uit de oude kerk naar de nieuwe, sloopten de oude en breidden het koor uit met een driebeukige kerk met dwarsschip en toren, waarbij het sloopmateriaal als welkome meevaller weer gebruikt werd. Het koor is het gebogen meest oostelijke deel van de kerk waar het hoogaltaar stond) Deze keer heeft men de willekeurig gevormde stenen gezaagd in één diktemaat, zodat ze als "speklagen" tussen de bakstenen verwerkt konden worden. Dat gebeurde omdat het in die tijd ca 1375) voornaam was om natuursteen te gebruiken én men dacht ook dat de muren daardoor sterker werden. Door al dat verzagen was er echter niet genoeg tufsteen om al die speklagen aan te brengen, ook al omdat de nieuwe kerk die men omstreeks 1375 wilde bouwen, na een kersteningsgolf van de Katholieke Kerk aanmerkelijk groter werd zodat men ook, wegens de prijs waarschijnlijk, zandsteen gebruikt heeft. De tufsteen die we nu verwerkt zien in de oude kerktoren heeft dus als bouwsteen een hoge leeftijd. Het is véór het jaar 388 door Romeinse vaklieden met de hand gezaagd in de steengroeven van het Eifelgebergte wat ten wes ten ligt van de Rijn en ter; noorden van de Moezel, 300 km hier vandaan, om te gebruiken in hun gebouwen. Het jaar 388 is het jaar namelijk dat een deel van het keizer rijk der Romeinen ten onder is gegaan omdat de Franken en Sak sen de hoofdstad Keulen innamen, of misschien beter gezegd: de organisatie van het Romeinse gezagsapparaat was zo ver zwakt dat de hoofdstad niet meer voldoende verdedigd kon wor den. De stenen hebben echter nog lang dienst gedaan in de Romeinse bouwsels totdat ze gesloopt werden. Omstreeks 1280 werd dus een deel van die stenen verscheept naar Nieuwe Niedorp waar ze gebruikt werden voor een kerkje, wat op haar beurt weer zo'n honderd jaar later gesloopt werd om het materiaal te laten dienen als versiering, of uit praktische overwegingen aangebracht werd tussen lagen baksteen in de z.g. kruiskerk die op haar beurt, behalve de toren dan, werd gesloopt in 1875. Nu hebben we het nog niet gehad over Romeinse handarbeid. Er bestaat nu, naar mijn idee, een grote kans dat U, wanneer U gaat kijken naar de tufsteen in de torenmuur, de met de hand gemaakte zaagstreken op het steenoppervlak opmerkt die door Romeinse arbeiders (of slaven) daarop zijn achtergelaten toen ze de stenen uit de bodem van het Eifelgebergte zaagden. Al die andere geribde steenoppervlakken is monnikenwerk. KCde Boer

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1994 | | pagina 21