- 18 -
Herinnering aan de kerk van Oude Niedorp.
Vanaf mijn vroegste herinnering was de oude met klimop
begroeide kerk aanwezig. Een vriendelijk statig gebouw.
Rustgevend en vanzelfsprekend.
Op 15 september 1933 werd ik geboren in het huis met de
mansarde-kap recht tegenover de kerk» Op mijn twintigste jaar
ging ik het huis uit.
Als kind heb je het gevoel, dat zo'n overweldigend aanwezig
gebouw er altijd geweest moet zijn. Het hoort bij je leefwereld.
Zoals de enorme oude kastanjeboom op het kerke-erf erbij hoort.
Als de herfststormen de kastanjes uit de boom schudden was
dat heel spannend. Je deed je best de mooiste en grootste er
uit te zoeken. Ik verheugde me er steeds weer op. De prachtige
diepbruine glans intrigeerde me.
De begraafplaats achter de kerk had niets afschrikwekkends.
Je liep er rond en bekeek peinzend de grafschriften.
Soms rommelden wij als kinderen zonder enige schroom met de
gebeente- en schedelresten van de geruimde graven die t ij del ij k
op een hoopje tegen de achtermuur van de kerk lagen.
Als er een begrafenis was zei moeder: "Jonges in huis oor. En
niet bai de rame
Niet "bai de rame" maar een paar meter er vanaf keek je dan
naar de gebeurtenis buiten. Voor mijn kinderogen trok dan een
groep wonderlijk uitgedoste oude mensen voorbij. De kerk was het
altijd gelijke vertrouwde decor.
De houten toren met de groengeverfde planken met witte spon
ningen was voor mijn gevoel vergroeid met de kerk. De met leien
gedekte spits vonden we toch wel indrukwekkend hoog.
Onder de toren met de muren van een meter dik was een ruimte
die "het hol" werd genoemd. Er werd verteld dat daar vroeger
weieens mensen werden opgesloten. Dat vond ik een heel akelig
en griezelig idee. Ik wist zeker, dat dat nu nooit meer zou
gebeuren
Je moest vier lange houten ladders beklimmen om boven in de
toren te komen, vanwaar je door een soort houten jaloezieën
een wat belemmerd uitzicht op het dorp had. Onderweg was het
schemerig en stoffig en er hing een geur die ik nog ruik nu
ik dit ruim vijftig jaar later opschrijf. Je kwam op die tocht
het enorme torenuurwerk tegen met de grote zware gewichten.
Als klein stout jongetje was ik ondernemend en sloop weieens
alleen de toren in. Je had die vreemde ha1fgrieze1ige binnen
wereld van de toren dan voor je zelf.
Het risico van de open ladders, de schrik van het onverwacht
opvliegen van een vogel trok me aan.
Toen de voormuur van de klimop werd ontdaan, vóór de restau
ratie, had ik het gevoel dat de kerk zwaargewond was en dat
het nooit meer goed zou komen.
Die restauratie en de opgravingen die er onder leiding van
Lutjeharms aan vooraf gingen vond ik zeer interessant.
Samen met mijn vader ging ik elke avond kijken naar de nieuw
blootgelegde muurdelen. We waren nogal trots, dat de kerk ooit
zo groot was geweest. We fantaseerden over de toestand in
vroeger eeuwen toen Oude Niedorp een vissersplaats geweest
moest z ij n