- 26 - De Grote Zijge werd intussen alsmaar groter. Ik stel me voor, dat dit een langgerekt waterig geheel was, grillig en naar grootte wisselend naar de seizoenen, omzoomd door rietvelden. In feite buitengewoon veel lijkend op de Zijgerrijdt in de Braakpolder. Ik kom hier graag eens op terug bij een bespreking van de inte ressante veldnamen in de Braakpolder. Men kan zich afvragen of er eigenlijk wel plaats is voor een moerasbeek, de z.g. Leek, op korte afstand van de Zijger laagte. Ja, zolang er geen sprake is van gegraven weteringen die de beek onderbreken en het veenkussen nog niet verdwenen is. Het is opvallend, dat bij de grensbepaling van de Egmondse percelen in dit gebied nimmer over de Leek wordt gepraat. Alsof hij helemaal niet meer bestond of van geen enkel belang meer was. Als soortnaam, 'een zeer langzaam stromend water', had hij inder daad opgehouden te bestaan. Bij de mij bekende veldnamen in de Weerepolder komt de naam één keer voor, n.1. bij het hoekland rechts van de weg en tegen de Hoogsloot. In de 17e eeuw heette dat 't Zaeddtlandt van de Leek. Eigenlijk niets bijzonders op een steenworp van de Leekerpolder Toch zou 't een kleine aanwijzing kunnen zijn, dat de moerasbeek wellicht de noordel ij ke banscheiding volgde richting Kolhorn, later vergraven tot Coogsloot, Glamourland Als we teruggaan naar de reden voor ons onderzoek komen we weer bij de Stins. Aangenomen, dat het bovenstaande in algemene lijnen juist is, blijkt de naam Stins hier geen grapje voor een mooi vlak Hollands weidelandschap met hoge luchten, maar terug wijzend naar een 'huizing met hofstede' in een Egmonds Leengoed. In de 17e eeuw heette de zogenaamde Stins het Huysven en dat komt ons eigenlijk heel goed uit. Als we de namen van de leenhouders bekijken komt de geur van Heerlijkheden, wapenschilden en welgeboren deftigheid ons tegemoet: Hendrik van Alkemade, Hendrik Jan Bertout van Assen delft, Floris van Poelenburg (zijn vrouw was nicht van de leenheer) enz Ze zaten natuurlijk niet zelf op zo'n boerenbedoening in De Weere. Het leen werd gewoon weer verpacht en een of andere rentmeester zorgde voor de zakelijke contacten. Zo ging dat, tot een nieuwe klasse zich aandiende: de nieuwe r ij ken. Zo tegen 1600 was het Daniël van Vlierden, koopman van Haarlem. In 1622 kwam de Heerlijkheid Egmond met alle bezittingen volledig in handen van de staten van Holland met alle gevolgen van dien. Laten we ons nu richten op het volgende onderdeel van het Leengoed. ILet Eynseken ven, (vóór 1378) Dit ven heette in 1452 Eyleken ven en in 1555 Erkelens ven. Een opvallende snelle naamsverandering vergeleken met het 14e eeuwse Eynseken ven. Het was 7 geers groot en lag in de banne Winkel. Begrenzingen oost: de papenprove van Winkel (inkomsten voor de pastoor) 1555: Jan Adriaansz. uten Rijp. west: Colletiaen (1555: de kerk van Winkel). noord: Pieter Lievensz. en en Wolbrand Obbenz. (1555: de ban van Barsingerhorn) zuid: Dirk Broedersz. (1555: Nikolaas Pietersz.)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1993 | | pagina 27