- 25 - In principe buitengewoon geschikt om een echt veenkussen te ontwikkelen en het kan haast niet anders, of dat is ook gebeurd.. Als we de getekende zee-erosielaagte overzien, lag dit kussen bij wijze van spreken tussen de Mientsloot bij Lutjewinkel en de Hoogsloot, of, om het te vergelijken met het eerste Egmondse stuk, aan de oost- en zuidkant van dat lange perceel. Daar blijkt dan in werkelijkheid de Grote Zij ge te liggen. Dat betekent, dat het veen hier weinig of geen dikte meer bezit, er is weer water.. Water dat grotendeels afkomstig blijkt van overdadige kwel. Stijgend water^_ Het is mogelijk, dat het Moerbeekgebied er nog tamelijk veenrijk bijligt, maar de suggestie is anders. Overstromingen vanuit het westen hebben het veen waarschijnlijk grotendeels losgeslagen en opgeruimd. Hier valt te denken aan het nogal eens ter sprake gebrachte Geddingmore, dat zich volgens Diederik c.s. mogelijk uitstrekte tot en met Winkel en de Winkeler Weere. Die mogen misschien worden vereenzelvigd met Overewinkel en Brunwere die volgens één van de Egmondse bronnen binnen Geddingmore lagen.) In elke geval zijn de grote stormvloeden van 1170 hier zeker niet onopgemerkt voorb ij gegaan. Zo'n twee eeuwen later bevindt zich het hoofddeel van een leengoed aan zowel de oever van de Googsloot als aan de grens- sloot die de weteringen verbindt. Wat de noodzakelijke verbin dingen met de buitenwereld betreft, geen gekke plaats; ten minste aanvankelijk. De geleidelijk zakkende bodem en het stijgende water zijn mogelijk opgelost met een terp, maar eigenlijk is een verhuizing naar de overzijde, in de ban van Barsingerhorn, een aantrekkelijke gedachte. Daar ligt immers de boerderij De Leek notabene -zoals ik straks hoop aante tonen- op één van de Egmondse bezittingen. Het slingerende stukje Hoogsloot bij de Leek.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1993 | | pagina 26