Taxatie op 6, 7 en 8 juli 1676 van de vergraven landerijen
en het afbreken van huizen die te dicht tegen de Langereis
dijk stonden.
Alles werd "occulair getaxeert, alle de landerijen aan dijk
op de Langereis, onder jurisdicties van Winckel, Nieudorp,
Oude Niedorp en Veenhuijsen, in de verledene winter vergraven
voor het verswaren en verbreden van voorschreven dijk.
Mitsgaders de schaden die de ingesetenen aldaar aan hare
huijsen door 't voorleden werk was toegebragt en is in dese
bij de voornoemde heer en taxateurs reguard genomen dat de
jaarlijcse verpondinge, dijk, schot en molengelden etc sullen
blijven tot laste van de eijgenaars der getaxeerde landerijen
en huijsen
Belangende de landen soo met den Dijk voorschrevenbeleijt
ontgront en afgerooft tot één, twee of drie spit diep, zijn
getaxeert na hare groote, soodanig de schade en ij der van dien,
bij gesworen landmeters in Geestmerambachts mate sulks bevon
den werden, beginnende uijt den noorden in de Wijsenthorn van
de Zeedijk aff als volgt".
Er ging dus een commissie op pad om te bepalen welke ver
goeding de landeigenaren tussen de Wijzendhorn en Veenhuizen
voor de uitgegraven stukken land zouden krijgen.
De prijs voor de grond werd per vierkante roede en tot drie
spit diep bepaald..
Voor goede stevige grond met een dik bewortelde graszode
werd een veel betere prijs gegeven dan bijv. voor rulle venige
grond.
Gemiddeld werd er ruim één gulden "zoodgeld" voor een roed
grond betaald
In het volgende overzicht worden de verschillende prijsafspra-
ken voor de ontgronding, benodigd voor de verzwaring van de
Langereisdijk bepaald.
In den eerst 't land van de heer officier van Nieudorp,
Nieu-Nederland genaamd, de roede ontgrond tot 10 stuivers.
De eerste spit tot 4 stuivers, het tweede tot 3 en 't derde
spit tot 3 stuivers de roede.
De landen tussen de woningen van Jan Claasz en Jan Jacobsz.