Het was op zijn verzoek dat de kerkeraad erin toestem
de dat de leeftijd van toelating tot het lidmaatschap
der kerk werd bepaald op tenminste twintig jaar.
Het was de kerkeraad, die reeds dan eensgezind achter
zijn predikant ging staan; vooral nu D.Kuilman voor
tijdig het ambt van onderling had neergelegd. Die een
stemmigheid blijkt ook uit de kerkeraadsvergadering
van 26 februari 1902, waar de voorzitter de leden be
dankt voor hun gezamenlijk verzoek het beroep naar Edam
niet aan te nemen. En als D.Kuilman protesteert tegen
incorrect handelen van het stembureau bij de verkiezin
gen voor het kiescollege - de stemmen op K.Olie waren
ongeldig verklaard - dan wordt zijn protest van de
hand gewezen. De kerkvisitatoren, gealarmeerd door be
paalde berichten, horen een ontkennend antwoord op hun
vraag of er ook bezwaren zijn tegen de predikant.
Het consistorie looft zelfs de wijze waarop zijn voor
ganger preekt en catechetiseert
Maar binnen de colleges van notabelen en kerkvoogden
liggen de verhoudingen enigszins anders. De heren aarze
len niet de predikant duidelijk te maken waar zij de
grenzen leggen. Zo wordt een ogenschijnlijk onbeteke-
nendvoorval tot een slepende kwestie.
Mevrouw Schermerhorn had, tijdens onderhoudswerkzaam
heden aan de pastorie, de schilder opdracht gegeven ook
de woonkamer te behangen. De kerkvoogden hadden eerder
een verzoek daartoe niet ingewilligd en weigeren thans
de rekening te betalen. Het college vindt dat deze maar
aan de opdrachtgeefster moet worden aangeboden.
De kwestie nam een aanvang op 27 maart 1899, het jaar
waarin P.Haringhuizen en J.v.d.Stok, respektievelijk
notabel en voorzitter van de kerkvoogdij, bedankten
voor het lidmaatschap.De laatste had bij de verkiezin
gen voor het kies-college niet voldoende stemmen verwor
ven en achtte die uitslag ook beslissend voor zijn funk-
tie als president-kerkvoogd.
Als in die hoedanigheid J.Wijn de vergadering leidt, komt
de kwestie van het behang weer ter sprake. Het is dan
7 december 1899. De heren voelen dat het een netelige zaak
wordt en kerkvoogd Van Eden verklaart dat hij i.v.m.
deze affaire geaarzeld heeft zijn benoeming te aanvaarden.
Maar DKuilman houdt het been stijf en z.i. gaat het
slechts om de vraag wie opdracht heeft gegeven.
Men besluit dat de president-kerkvoogd met mevrouw zal
gaan praten.Maar deze keert onverrichter zake terug,
naar later zal blijken. Het duurt dan tot 28 april voor
het punt weer te berde wordt gebracht.Een aantal kerk
voogden wenst de zaak in de doofpot te stoppen, maar
Kuilman zou dat een belediging achten voor de voormalige
leden J.v.d.Stok en P.Haringhuizen. Van Eden voert aan,
dat:
De schijn van ongelijk niet op de kerkvoogdij moet rusten.
Mevrouw Schermerhorn zal moeten betalen - daarmede haar fout erkennend