- 5 -
De kerk.
Lutjeharms deed in 1950 onderzoek in en rond de Werenfridus,
waarvan het R.O.B. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek)
een rapport ontving. Hieruit bleek, dat op de terp in het
midden van de 13e eeuw de eerste stenen kerk werd gesticht.
Of er voor die tijd nog bebouwing heeft gestaan is niet bekend.
Verschillende formaten baksteen werden in de grond aangetroffen:
28 x 14 x 7, 29 x 14 x 8 en 30 x 15 x 8 cm, de z.g. klooster
moppen. De omvang van de kerk met toren was gelijk aan de ver
brande kerk, zonder het koor. De fundering werd aangelegd op
staal d.w.z. de gewone grond) zonder dat er een onderzoek werd
ingesteld naar de bodemgesteldheid. Was dit wel het geval ge
weest dan had men zeker verzakkingen kunnen voorkomen en had
men de dikke veenlaag weggehaald.
Het eerste stenen kerkje was dus geen lang leven beschoren.
Of het werd door de grafelijke troepen tijdens de gevechten
tegen de Westfriezen vernield, of het was door de veenlaag zo
danig verzakt dat men het beter kon slopen.
De muren van de kerktoren waren 130 cm dik, de opgaande muren
98 - 100 cm ter hoogte van het maaiveld. Het kerkgebouw was
16,50 x 9,50 meter.
Toen dit kerkje -behalve de toren- verdwenen was werd er weer
een ander kerkgebouw gesticht op dezelfde plek en van de
zelfde grootte. Maar ook nu werd de veenlaag niet verwijderd,
de sleuven kwamen tot een diepte van 10 cm boven de veen
laag.