i
sb-oet
p o
- 28 -
Waard en Groet
In het Waardpoldergebieddat gelijk met de Groetpolder
binnen één onderneming in 1844 werd ingedijkt lagen oor
spronkelijk ook enkele zwinnen. Het Jantgens- of Jantiegat
-8- lag op de plaats van de z.g. Molensloot naar het
Waardgemaal. Het is de vraag of daar in 1844 nog wat van
over was, want op een kaartje uit de tijd van de indijking
staat het niet meer aangegeven. Bremer'Heren, boeren en
knechten.' blz. 145)
Het feit, dat de Molensloot en uitwaterende molen juist
daar gepland waren suggereert in elk geval een onmisken
baar verband. Het gebied om voornoemde sloot had aanvan
kelijk ook veel zeer smalle percelen met veel evenwijdige
afwateringsslootjes. Het ging dus om een (nat) laagliggend
gedeelte. Het ideale punt voor een molen.
Als men vanaf Kolhorn de Waardpolder ingaat, valt het op
dat het eerste stuk nogal kronkelig verloopt. Zo iets is
in strijd met de rechtlijnigheid waardoor droogmakerijen
worden gekenmerkt. Niet een wat vrije bebouwing, maar een
voormalig zwin is hiervoor aansprakelijk. Zie figuur C.
figuur C