In de keuken was een bedstee waar ze in sliep, boven haar
hoofd was een bel. In de kamer van meneer en mevrouw was
een koord. Om zes uur in de winter, koud en donker, werd
er aan de bel getrokkenJe moet drie maal op de slaap
kamerdeur kloppen Jaantje, dan weet ik dat je er uit bent.'
Als de huiskamer gedaan was en het ontbijt stond op tafel,
stond de familie op, mevrouw speurend of alles wel precies
zo gebeurd was als zij het begeerde.
Als vader zondag's avonds bij het meisje kwam, stond er een
pan met chocolademelk in de keuken op een kooltje vuur.
Daar was nog geen suiker in. Moeder moest dan met de gevulde
kopjes naar de kamer en kreeg er daar suiker in.
Voor de vrijer was er geen kopje met chocola, daar kon
mevrouw niet aan beginnen, beweerde ze. Nu was dat niet zo'n
ramp; naast de deur was een klein kruidenierswinkeltje.
Vader kocht daar een half pond suiker. Zo redden ze het wel
zonder de suiker uit de deftige pot van mevrouw.
1895.
Op 2 mei 1895 zou de trouwdag plaats vinden, vader werd
werkman bij Pijper in de Leijen bij Oude Niedorp. Het huisje en
de boerderij stonden een ruime halve kilometer van de weg af
aan een landpad, maar wat gaf dat.
Alle weken vijf gulden, 1 liter melk daags en vrij wonen was
toch zeker goed. Als je maar niet te veel kindere krege
en Jaantje kon best eens een dag te wassen of te schoonmaken,
dat gaf ook nog 60 cente op een dag.
Alles leek goed voor elkaar. Maar daar komt drie dagen voor
de trouwdag een ambtenaar van het raadhuis met de boodschap
dat er niet getrouwd kon worden. De geboorteakte van vader
was niet in orde. Cornelis, zoon van Jacob Bakker en Maartje
Bierman moest het zijn. Maar in de dagen toen vader geboren
werd zat er een secretaris die vaak in de lorum was, hij had
geschreven Maartje Biersteker'Maar Bakker, als je veertig
gulden betalen wil dan laten we het maar doorgaan.'
Opa had desnoods wel veertig gulden, maar hij was niet van
plan de schade van een ander zijn fout te betalen.
Wat moest dat nou? Het huisje was schoon en alles (ja, ja)
stond er in. En Jaantje had haar betrekking opgezegd.
Dat was wat, vonden de familieleden en de buren.
'Dat is niks', zei Jaantje, 'ik gaan evengoed met Kees mee,
al ben ik den enkel nog maar de bruid.'
Het werd 17 november 1895 dat de trouwerij kon door gaan.
De werkdagen van vader waren lang en niet licht. Maar
's avonds speelde hij nog vaak een deuntje op z'n viool,
waar hij in zijn vrijgezellenj aren mee op de kermis speelde.
Ze konnen allebei goed zingen en zo was er nog wat vertier
in huis
Het zoontje van de baas kwam een keer bij hun, keek en
luisterde vol verbazing naar de muziek. Hij rende naar huis
en vertelde dat Kees een ding had en als je die in z'n nek
knoipe en over z'n buk stroike de giert tie.
De baas kwam even kijken wat of dat was.