- 10 - De vrouw waar ze diende had een paar pantoffels voor haar gekocht die kon ze met haar loon afbetalen) Op klompen te kerk was schande, vond ze. Jaantje was lang en mager en had altijd last van kouwe voeten. Ze dacht, ik zet m'n pantoffels efkes in de oven den benne ze straks lekker warm. Nu dat waren ze; wie beschrijft haar schrik, ze waren totaal verkoold. Het was dom, maar elf jaar is nog niet zo oud. Vijf weken werken en nog geen pantoffels. Voor vader en moeder trouwden, werkte moeder nog bij vele andere mensen. Soms bij goeie, soms bij chagerijnen. Bij een boer op Dirkshorn kregen de baas en vrouw en de dochter 's morgens een schep suiker in de thee. Voor de meid en de knecht was dit er niet bij, ze was toen vijftien jaar. Op een dag kwam er bericht, dat ze thuis moest komen; haar moeder moest naar het gasthuis in Amsterdam voor een operatie. Dichterbij was nog geen ziekenhuis waar dat gebeuren kon, het was in 1888. Moeder pakte haar armzalig beetje kleren bij elkaar en wachtte op het loon wat ze nog te goed was. 'Koik Jaantje hier is je geld en den kroig je nag twei kwartjes voor je schoonmaken.'... 'Je worre bedankt vrouw', zei Jaantje, 'maar voor die twei kwartjes moet je maar suiker kope, den kenne de knecht en je nuwe moid misskien ok een koppie met suiker kroige.' Zo was Jaantje ook. Bij een andere boer kreeg ze iedere morgen een borrel, de baas, de vrouw en de knecht ook. Toen ze later bij andere mensen kwam, was dit er niet meer bij. Zondagmorgen werd daar één glaasje ingeschonken. Eerst nam de baas een slok, dan de vrouw en dan de knecht. Het suikerlessie is voor jou Jaantje; maar Jaantje bedankte. 'Lust je 't niet?' 'Ik lust het verlegen graag maar dut is me de moeite niet. In m'n vorige huur kreeg ik alle dagen een borreltje.' De vrouw zei toen: 'Je benne deer net op toid vandaan gaan, je zouwe later an de drank raakt hewween dat is erg.' In de barre winter van 1890 diende moeder in de kaasfabriek op Winkel. Vele werkelozen kwamen langs de deuren met de harmonika, de rommelpot, de driekoningenster of zomaar om een stuk brood of een cent. Moeder had het goed bij haar baas en vrouw, maar al was ze nog maar zeventien jaar, ze voelde mee met al die arme mensen, ze was de armoede nog niet vergeten. In diezelfde tijd diende er een knecht in de fabriek, en laat die nou een fiets hebbe, groot wiel voor, een klein wiel achter. Op een dag reed Krelis uit de fabriek rechtuit de plomp in. Dat komt er nou van, zei men, alles moet teugenwoordig ok even hard gaan. In de tijd dat vader en moeder verkering hadden, diende moeder bij de burgemeester van Nieuwe Niedorp. Ze zat (als ze nog eens zat) in de keuken, maar na etenstijd moest het fornuis uit van mevrouw. 'Je neme maar een warme stoof.'

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Informatieblad stichting Historisch Niedorp | 1990 | | pagina 11