-4
0-ï
- 7 -
■rE ËE S BKSfMili
.'VOOR EERSTBEGINNENDE
-'M
r-'s
'LE E'llLP GE^N^fUM
Ut
val
I
wat
hol
zit
7'
pool
mol
m aat
vat
rot
W -
m en
het
jde rot zit in den.Tal, -<ïo ,mol 'is'
in zijn hol, wat -jdóèt picn in -ccij.
_v,at? -ra', ik loop 'óg iet. pacl tact piet-—;.
f 'V'
j ari -
tón-
sch C
'V'J
-•
- f.
>1 hok
zit
d en
.pak,
het
'"viscl
1 veet
N-zie JI jan,, zitinjecifton. j sciöl;;?én#
:>«?bqt>iè visch. de. kip zit vin^Éat%
Voor het te volgen onderwijs moest schoolgeld worden betaald. De
leermiddelen konden tegen betaling worden betrokken van de onder
wijzer. Deze mocht ten eigen bate een kleine winst in rekening
brengen. De kinderen van armlastige ouders ontvingen gratis onder
wijs, de voor hen benodigde leermiddelen werden betaald uit de
diaconie- of de Armenkas.
Alle schoolgaande kinderen moesten een inentingsbewijs tegen koe
pokken kunnen tonen, bij het ontbreken daarvan mochten zij niet op
de scholen worden toegelaten. De inenting tegen koepokken was
gratis.
Ondanks de voor onze begrippen karige beloning van de onderwijzers
werden de hoofdonderwijzers gerekend te behoren tot de meer gegoe
den in de gemeenschap.
Het leerlingaantal dat de scholen bezocht was ondermeer afhankelijk
van het aantal gezinnen in de dorpskernen en varieerde tussen de 40
en 115 kinderen per school.
Er bestond geen leerplicht met gevolg dat er zeer onregelmatig naar
school werd gegaan. Vooral de oudere kinderen moesten thuis nogal
eens helpen met diverse werkzaamheden; ook hield men de kinderen
thuis, omdat het gegeven onderwijs te wensen overliet.