- 25 -
Gelet op de door Langendijk getekende boerderijen, zal aan dit
clooster dezelfde betekenis moeten worden gegeven als aan het
latere-, dat een kilometer oostelijker kwam te liggen.
Hierbij denken we aan Joost Boudewijsz. Cats die als 'geheime'
missionaris in 1608 vanuit Schagen de katholieke leer in dit
gebied voor uitsterven moest behoeden.
Hij zocht hulp bij vrome ongehuwde vrouwen maegden) die bereid
waren om kinderen godsdienstonderwijs te geven en belanghebbenden
met klopsignalen te waarschuwen als er een eucharistieviering
ophanden was. Deze klopzusters, cloppen of clopjes waren vanaf
1590 op verschillende plaatsen in ons land actief.
Door hun wijze van leven in een eigen gemeenschap werden ze door
velen gezien als 'kloosterzusters'. Naar de letter waren ze dat
niet; een kloostergelofte hadden ze bijv. niet afgelegd.
Het behoeft ons dus niet te verbazen dat een verblijfplaats van
klopzusters binnen de kortste keren een klooster werd genoemd.
Voor ons gebied wordt het 'Cloister' echter steeds beschreven als
een gemeenschap aan de oostzijde van het huidige dorp, het kerkhof
en naaste omgeving. M.i. geldt dat voor de periode na Cats.
in 1612 volgde Bavo Costerus, meer bekend als Cleerbesem hem op.
Wat deze man voor zijn aanhangers en uiteindelijk voor 't Veld
betekende kan men uitgebreid lezen in genoemd boekje. Overigens
wordt er ook door A. Wit in zijn 'Historie van de Niedorpen en
Winkel'de nodige aandacht aan besteed.
Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat de klopzusters
aanvankelijk in de boerderijen bij de Tjaddinxrijt hebben gewoond.
Om precies te zijn: tussen 1608 en 1611 (misschien iets langer).
Uit 1627 kennen we één bewoner van het westelijke klooster waarmee
wordt aangegeven, dat er in elk geval geen klopjes meer verblijven.
Dat is Gele ij n Pieterszoon Clooster.
Hij staat namelijk genoteerd als officieel toegelaten (geadmitteeerd)
landmeter uit Oude Niedorp met de extra vermelding 'in 't clooster'.
handboek Admissies als Landmeter in Nederland door Mulder en
Zandvliet). De aanstellingen vonden plaats in zowel 1627 als 1650.
Deze man heeft de zeer fraaie kaart getekend van het Braakpolder-
gebied die in kleur staat afgedrukt in Schilstra's bekende boek
'In de ban van de dijk' blz. 22-23. Ook is hij in het boek van Wit
te vinden op blz. 186.
Het is uit te sluiten, dat Gele ij n een kloosterling was of zelfs
praktizerend katholiek. Hij zou in die tijd nooit als landmeter zijn
toegelaten!
Overigens is het vrij logisch, dat een eerste verblijfplaats van
klopzusters als centrum van katholieke ondersteuning nogal weste
lijk lag.
Als men de kaart van Langend ij k bek ij kt valt het op, dat het meren
deel van de bebouwing in die tijd aan de zijdewind(dijk) te vinden
was. Meer oostelijk zijn er betrekkei ij k weinig boerderijtjes of
woningen getekend: Eén groepje van drie huizen -A- noordelijk van
De Leijen (waar nu de Kieftenburg aan de Leijerpolderweg staat),
één boerderij links van de Noordersloot vlak bij De Rijd -B-twee
op enige afstand van elkaar liggende boerderijen aan die sloot -CD-,
een groep van tien woningen en boerderijen bij de Oosterkamper-
molen -E-, het zogenaamde Panhuijs -F- en een paar woningen en
enkele boerderijen bij de Westerkampermolen -G-
Een interessant groepje van drie woningen zien we rechts van de
den (Tjaddinx)rijdt -H-. Dat zal m.i. de plek zijn, waar het
tweede clooster gevestigd wordt (bij de huidige kerk).
Een en ander verklaart mede het feit, dat de termen 'de Campen'
en 'het Clooster' wel door elkaar gebruikt werden.