Dan woonden er nog enkele bijzondere mensen op Terdiek zoals
boer Bras. Zijn grasland stond altijd barstens vol stekels en
hij had een huishoudster, ze heette Eefje, waar hij zoals
iedereen vermoedde niet alleen mee in bed, maar ook regelmatig
ernstig mee overhoop lag, wat je huizen verder kon horen.
Ook een paar buitennissige boeren waren Lont en Persijn.
Jan Lont, sterk in het verenigingsleven en goed van de tong
riem gesneden. Ik heb hem eens een Terdieker Nuts-avond
moeiteloos horen vullen met alleen over belevenissen uit zijn
stage-jaren in Tsjecho-SlowakijeDerhalve veel van huis, maar
zijn toenmalige werkman Dirk Aker behartigde de boerderij.
Dan was er boer Bernard Persijn, die twee boerderijen bestierde.
Die, waar hij woonde, en een andere schuin er tegenover welke
niet bewoond werd en waar wij als de tijd daar was, Franse
suikerperen gingen jatten. Al gingen we hierbij zeer omzichtig
te werk, later begreep ik dat Persijn er niet wakker van lag.
Hij was iemand die veel voor een ander over had, zelf vaak het
zwaardste werk deed, maar zoals hij mij recentelijk, op hoge
leeftijd,verteldezich nooit een echte boer had gevoeld, al
had hij na zijn HBS-jaren hiervoor stage gelopen in Denemarken
en ook met een Deense getrouwd was.
Hij voelde zich meer tot de muziek aangetrokken zoals zijn
latere dirigentschap bij het Niedorps Amusemements Orkest wel
heeft uitgewezen.
Behalve de Franse suikerperenbomen was er nog een boom die wij
veel bezochten. Vanaf het café lag na 150 m links tegen de weg
zonder sloot er tussen een stuk land dat de "vlaar-akker" werd
genoemd en bij de boerderij van Ko Stammes behoorde.
Op die akker, tegen de wegbermstond een boom, een vlaar met
takken vanaf de grond zodat je je er achter kon verschuilen,
waar wij vaak kattekwaad bedachten of uithaalden.
Zoals die keer toen Jan Stammes een paar sigaren van vader Ko
had gepikt en Jan en ik ze achter de vlaarboom oprookten.
Om die krengen in de brand te krijgen moest ik eerst nog naar
huis om een doosje lucifers achterover te drukken maar daarna
zaten we verscholen achter de vlaar met grote halen te dampen.
Het duurde niet lang of we raakten beiden kotsmisselijk naar
huis waar ze voor raadsels stonden totdat vader Ko een sigaar
op wilde steken
Ook leerde ik daar van wat oudere vriendjes zoals Piet Aker,
van de takken fluitjes maken. Het woord fvlierefluiter was
voor mij dus al een vroeg begrip.
Piet, in de oorlog helaas omgekomen, was zeer handig als het
hout betrof. Hij leerde mij ook met een paar spijkertjes en
een stukje ijzerdraad een klomp repareren waar ik met voetballen
de kap afgetrapt had. Dat bespaarde me een uitbrander thuis.
Naar school gaande liepen we soms de hele weg met een bepaalde
grote grindkiezel van links naar rechts te voetballen.
Overschieten noemden we dat, klompen vernielen zei mijn vader.
Maar als jongen laat je toch niet zo'n mooie kiezel liggen?
De weg lag er vol mee, en mochten er kale plekken komen dan
verschenen Siemen v.d. Oord en Sjoerd de Boer met een vracht
auto 't je met grind om het euvel te verhelpen.
Op de ba.-c stond met grote letters "BANNE"
Jaren heo i.< gedacht dat het een bizar woord was, door ruimte
gebrek. niet volledig.
- 16 -