- 20 -
De rechte gedeelten van de Wester- en de Oosterweg representeren
de langgerekte kavelvormen. In eerste instantie lagen hier de
belangrijke zwetsloten grensslotenen was er van wegen geen
sprake
Om nog even op de Oosterkampen terug te komen: hier vestigde
men zich wellicht bij toeval op een uitlopend kreekruggetje.
Op de b ij gevoegde kreekruggenkaart is dat goed te zien.
Maar wie hier eens goed rondkijkt zal merken, dat er toch wat
terpachtige verhogingen zijn gecreeerd. Bijv. het huis met de naam
Ora et Labora Bid en Werk) ligt opvallend veel hoger dan het
naast liggende weidegebied. De kreekrug gaf dus maar een zeer
betrekkelijke veiligheid. Hoe het ook zij: deze kleine vestigings
plaats heeft zich kennelijk eeuwenlang als zodanig gehandhaafd.
Bij de trek naar het zuiden, tussen de Westerweg en het Oudeniedor-
per gebied kwam men ook bij een hoger liggend moerasgedeelte:
het Rijdgebied. Zo'n veenkussen. leverde op de duur extra onaangename
verrassingen op. Bij ontwatering zakte het land uiteindelijk nog
lager dan de omliggende ontginningen.
Het is moeilijk na te gaan wanneer dit gedeelte is aangepakt.
Wellicht min of meer tegel ijk met de gezamenlijke onderneming uit
het Kampen-BoomegebiedDe aanvang was namelijk het zelfde.
Daarna krijgen we weer het warrige beeld van de individuele
ondernemers
Het lijkt me niet ondenkbaar, dat juist de Terdiekers deze hinder
laag zijn overgetrokken.
Hoe de moerasbeekjes vanuit het betrekkelijk kleine Rijdgebied
liepen is een probleem apart. Het Leijengebied stelt zich natuurlijk
mede kandidaat voor enkele afwateringen (zie vorige artikel).
Laten we terugkeren naar de ontginningen tussen de Wester- en
Oosterweg. De behoefte aan een behoorlijke zijwaartse afwatering
nam uiteraard toe naarmate men zich verder van de kleine
beek verwijderde en het land zakte. Er werd een nieuwe watering
(of wetering) gegraven die later de Herbergsloot zou worden
genoemd. Ongeveer op dezelfde plaats waar het voornoemde beekje
zich verenigde met andere beken liet men dit water uitkomen.
Of de Herberger in eerste instantie vanaf de Westerweg (Westerzwet)
werd gegraven of meteen in het Rijdgebied aanving is moeilijk te
beantwoorden. Dat hangt samen met de vraag wanneer de onderscheiden
ontginningen werden uitgevoerd.
Een bijkomende vraag is natuurlijk of men ook hier ook gebruik heeft
kunnen maken van één van de talrijke beekjes, vooral in het onont
gonnen terrein oostelijk van de Oosterweg (Oosterzwet).
Zo'n vraag is vooralsnog niet te beantwoorden.
Sommigen menen wellicht, dat de Herbergsloot als molensloot werd
gegraven, zo ongeveer in het midden van de 16e eeuw, toen de echte
polders werden ontwikkeld. Juist het feit, dat genoemde watering
dwars door de polder begrenzing heen loopt en wel precies daar waar
veel later de Westermolen werd neergezet, is veelzeggend.
Na de Herbergsloot was het nog een kwestie van enkele honderden
meters voor men het gebied bereikte waar uiteindelijk het nieuwe
dorp gevestigd zou worden. Als men de kreekruggenkaart bekijkt kan
men gemakkelijk 'voorspellen' waar de verspreide dorpsbewoners het
troffen, en waar ze het minder troffen en de behuizing een ietsje
moest worden opgeschoven: De hoek van de Westerweg moet een goede
plaats zijn geweest.