n 1 s 1
- 23 -
Aan het eind van de akkers werd een dwarssloot (of achterwetering)
gegraven. Als na verloop van tijd de veenakkers waren ingeklonken
kreeg men steeds meer last van overstromend water vanuit de
verder en hoger liggende wildernis. De aanleg van een z.g.
veendijk bij de achterwetering kon nodig blijken.
Bij het nog verder zakken van de ontgonnen grond (men schat dat
dit zo'n meter per eeuw bedroeg) werd landbouw volkomen onmogelijk.
Men was genoodzaakt om opnieuw te beginnen. Als er ruimte was
kon dat gebeuren naast de eerste akkers. Het 'recht van opstrek'
hield echter in, dat men gewoonlijk achter het eigen land verder
ging. De buitenste sloten van de ontginnende gemeenschap werden
dan Zwetsloten genoemd. fZwet betekent grens.
Deze sloten waren groter dan de afwateringen tussen de onderlinge
percelen, omdat zowel het water uit het achterliggend - als het
naastliggend moeras moest worden afgevoerd.
Bij een verschuiving van de landbouwgronden gingen de boerderijen
gewoon mee. Men had uiteraard weinig zin om met de familie in de
nattigheid te zitten.
Voor zover je van een dorp kan spreken, werd dit min of meer
evenwijdig verplaatst. Van de vorm van de boerderijen moet men
zich niet te veel voorstellen. Waarschijnlijk zouden we ze nu armoe
dige hutten noemen. Afbraak en nieuwbouw zullen geen grote
problemen hebben gegeven. Het kunnen graven van een goede waterput
was ongetwijfeld één van de belangrijkste punten bij een vestiging.
De boeren waren in de eerste plaats landbouwers. Veeteelt was
bijzaak, dat leverde te weinig bestaansmogelijkheden op.
De verzakkende landbouwgronden konden ui te inde lijk alleen als
wei- of hooiland worden gebruikt. Men was dus zonder meer
genoodzaakt om tot verdere ontginning over te gaan.
Het laat zich raden, dat een herhaling van de geschetste gang
van zaken tot de reele mogelijkheden behoorde: een steeds ver
schuivende gemeenschap.
Als men geluk had, dan bleek er tijdens het inklinken een kreekrug
onder het veen te liggen die zich uitstekend leende tot voort
durende bewoning.
Als het echt tegenzat, dan ontbrak zo'n stevige relatief wat
hoger liggende onderlaag en kwam de dreiging van het water niet
alleen uit het veen,
maar ook van de "V
weer stijgende zee-
spiegel die het nu V "~N
laag liggende land I N.
gemakkelijk kon I
overstromen. j ^7^ v
Hetopwerpenvan N
terpenofhet v
aanleggen van 1
dijkjes kon een
oplossing be- S v-v£..i
tekenen. f n
Somszaterna
de nodige ver- J'V y ff
liezen niets i 0/
anders op dan w-
de aftocht naar
elders..